Lezing ds. R. Kok Helen of delen Ambtsdragersconferentie 5-2-22

Delen en/of helen – kiezen in de huidige kerkelijke situatie             - Ds. R. Kok, Sliedrecht 

Ik ben boos en verdrietig. Boos vanwege de aanslagen op Gods Woord, verdrietig omdat het zoveel stukgemaakt heeft en stukmaakt. Waar gaat het om in de huidige kerkelijke situatie? Het gaat om het ziekmakend virus van de nieuwe hermeneutiek.

Maar het gaat toch om ‘de vrouw in het ambt’? Ja, dat is een symptóóm. Wel heel belangrijk, maar de kwaal ligt dieper. Het gaat om een andere manier van lezen van de Bijbel en daarmee verbonden een afwijkende visie op het gezag van Gods Woord.

Het is een moeilijke en tere kwestie. Moeilijk, omdat de positie van de vrouw, zoals die haar door de Schepper gegeven is, door de zonde maar al te vaak geleid heeft tot vernedering en verdrukking van de vrouw. Ook hiervan geldt wat Jezus zei: van de beginne is het alzo niet geweest (Matt. 19:8).

Moeilijk is het ook vanwege het feit, dat het zo haaks staat op de doorgeslagen emancipatiegedachte in onze cultuur.

Bovenal is het moeilijk, omdat van ons allen geldt, dat de natuurlijke mens niet begrijpt de dingen die van de Geest van God zijn. Het gebed is nodig – ook voortdurend – om de Geest Die ons ware wijsheid wil leren. En die dat doet door en met het Woord.

Het is niet alleen een moeilijke kwestie, ook een tere. Het raakt de verhouding tot de Heere en tot elkaar. Het gaat om het liefhebben van God boven alles en de naaste als onszelf (Luk. 10:27). Zo gemakkelijk ontstaat er twist en wrok, ook wanneer oprecht gemeend wordt dat de wegen moeten scheiden. Daarom is en blijft het noodzakelijk om te bidden: Zie of er bij mij een schadelijke weg is en leid mij op de eeuwige weg (Ps. 139:24).

U zult begrijpen, dat ik mij vanmorgen moet beperken. Daarom eerst kort een schets van de ontwikkeling sinds de uitspraak van de GS rond ‘vrouw en ambt’ in 1998 en de bevestiging daarvan in 2001. Daarna in hoofdlijn waar het om gaat, en tenslotte welke keuze we hebben te maken.

De ontwikkelingen stonden niet stil. Vanuit de samenleving was en is er onder invloed van het gelijkheidsdenken - dat een breuk is met het Bijbelse denken - een toenemende druk om het maken van onderscheid op basis van geslacht te beschouwen als discriminatie, onderdrukking.

Op kerkelijk terrein werden in de NGK en GKV de ambten opengesteld voor de vrouw. In onze kerken gebeurde dat - tegen de afgesproken kerkelijke bepalingen in – ook in vier ‘samenwerkingsgemeentes’. En sinds kort nam de CGK Zwolle eveneens dat besluit.

Dit laatste compliceert de kwestie extra en het schaadt het onderlinge vertrouwen. Ooit schreef ds. J.H. Velema: ‘Kerkenraden, die het gezag van de meerdere vergaderingen ondermijnen door zich van afspraken en besluiten niets aan te trekken, geven niet alleen een slecht voorbeeld, maar zetten in feite hun eigen gezag op de tocht en zondigen tegen de Christocratie’[1]

Momenteel ligt er op de tafel van de GS een meerderheids- en minderheidsrapport vanwege ingebrachte appels en instructies over de besluiten die in 1998 in 2001 genomen zijn.

Het meerderheidsrapport concludeert in lijn met de uitspraak van 1998 dat ‘uit het geheel van de Heilige Schrift duidelijk wordt dat het onderwijzen en geestelijk leidinggeven aan de gemeente aan de man en niet aan de vrouw toekomt en dat er in onze Kerken geen plaats is voor vrouwelijke ambtsdragers, zolang de kerken daarvoor gezamenlijk op grond van de Schriften geen ruimte zien.

Het minderheidsrapport concludeert, dat de visie dat de ambten opengesteld kunnen worden voor zusters met de kennis van nu niet onschriftuurlijk is en dat er daarom geen grond is om de openstelling van de ambten te veroordelen, en stelt voor uit te spreken dat het plaatselijke kerken vrijstaat de ambten al of niet te openen voor zusters.

Zes predikanten vroegen vorig jaar februari hun collega’s een brief te ondertekenen, waarin werd opgeroepen om elkaar de ruimte te geven. Bewaar het Pand riep dringend op deze actie in te trekken en pleitte voor eenheid in waarheid op basis van de Schrift en de daarop gegronde belijdenisgeschriften en de kerkorde.  

In juni 2021 verscheen een ‘Verklaring van gevoelen’ van enkele predikanten, waarin opgeroepen werd tot bezinning en gebed. Nadrukkelijk werd gesteld, dat de eenheid niet ten koste mag gaan van de waarheid, dat het gezag van de Heilige Schrift in het geding is en de regels die gelden bij de uitleg van de Bijbel. Een predikantenvergadering werd daartoe in juni belegd, waarin grote zorgen werden geuit over de ontwikkelingen.

En eind vorig jaar werd door dr. B. Loonstra een brochure naar alle kerkenraden gezonden met als titel: Hoe komt de kerk uit de crisis? – Oproep om elkaar vast te houden en los te laten[2].

In januari riep de classis ’s-Gravenhage op tot een landelijke bidstond i.v.m. de crisis in onze kerken.

Op de komende Synodevergadering - DV april - zal er een besluit genomen moeten worden.

Dit alles geeft wel aan, dat we ons als kerken in een cruciale fase bevinden.

In het minderheidsrapport en in de laatstverschenen brochure van dr. B. Loonstra wordt gevraagd om elkaar als kerken vrij te laten zonder uit elkaar te gaan. Daarbij wordt gesteld: ‘Hoe dan ook, het beroep op de Schrift moet het laatste woord hebben’[3]. Men wil niet wil tornen aan Schrift en belijdenis.

Met dat laatste zijn we het natuurlijk hartelijk eens, maar zo’n uitspraak is geen garantie, dat dit ook werkelijk zo is. Klopt het met wat we belijden over de HS in NGB 3-7, of laten de gevolgen van wat wordt voorgestaan juist zien, dat het daarmee niet in overeenstemming is? Ook al pleiten we ‘te goeder trouw’ voor openstelling van de ambten voor de vrouw, als het uitgangspunt verkeerd is en de gevolgen ervan strijdig met Gods Woord, zal dat tegengegaan moeten worden.

Helaas moeten we constateren, dat er sprake is van een andere manier van Bijbellezen. Een nieuwe hermeneutiek. Hermeneutiek is een hulpmiddel voor de exegese, waarin het gaat om de regels voor de goede uitleg van de Bijbel.

De gereformeerde hermeneutiek gaat ervan uit dat het geloof - zoals de HC zondag 7 zegt - ‘een stellig weten of kennis is, waardoor ik alles voor waarachtig houd wat God ons in Zijn Woord geopenbaard heeft’. In de NGB 3-7 wordt beleden, dat de Bijbel de wil van God volkómen bevat. Ook hoe wij met het gezaghebbend Woord van God hebben om te gaan.

Als daar tegengestelde gedachten over zijn, raken we - voortgaande op die weg - alles kwijt. Niet alleen de juiste visie op man-vrouw, huwelijk en seksualiteit, maar bovenal het Woord van God, de zaligheid en de Gód van de Bijbel. Dát is het waar het in de huidige crisis in onze kerken ten diepste om gaat.

Er wordt namelijk voor het openstellen van de ambten voor de vrouw o.a. als argument gebruikt, dat God Zich metaforisch, d.i. overdrachtelijk, in beeldende taal, openbaart. Nu zijn er zeker passages die overdrachtelijk bedoeld zijn, zoals in Jes. 55:12 waar gesproken wordt over bomen die de handen samenklappen. Maar Loonstra gaat vérder en zegt, dat diverse gedeelten overdrachtelijk moeten worden opgevat die niet bewust overdrachtelijk bedoeld waren[4]. De bijbelschrijvers maakten gebruik van voorstellingen uit hún cultuur. Wij leven in een andere cultuur en hoeven ons óók niet in elk geval te houden aan de letterlijke betekenis van de Bijbeltekst.

Alles wat niet klopt met wetenschappelijke waarnemingen of met onze culturele intuïties wordt geschaard onder de noemer, dat God op die plaatsen metaforisch (in beelden) spreekt.

Volgens Loonstra is op een aantal plaatsen in de Bijbel de historische en morele geloofwaardigheid in het geding. Gelet op het geologisch en archeologisch onderzoek zijn er allerlei ongerijmdheden in de Bijbel. Het scheppingsverhaal is problematisch, mythologische elementen worden vermoed, getwijfeld wordt er aan de juistheid van gegevens uit Jozua (verovering van Jericho en Ai), de geschiedenis van Bileam, Jona, enz.

Prof. dr. M.J. Paul ziet bij Loonstra ‘een te selectief gebruik van de archeologie’ en zegt dat er gelukkig ook nog andere archeologen zijn die betere oplossingen aandragen. Hij vraagt ook, waarom Loonstra zo onkritisch omgaat met veronderstelde invloed van sagen en mythen van buurvolken om de historische betrouwbaarheid anders te interpreteren?[5].

Niet alleen de historische geloofwaardigheid van de Bijbel is in het geding, ook de morele. O.a. bijvoorbeeld de Schriftgegevens over de plaats van de vrouw in OT en NT, het hoofd zijn van de man en het ondergeschikt zijn van de vrouw, teksten waarin verband gelegd wordt met de schepping en de orde, die God daarin gegeven heeft t.a.v. man en vrouw (1 Kor. 11:2, 14:34, 1 Tim. 2:12). Er zijn volgens hem in de Bijbel tijdgebonden of cultuurhistorisch bepaalde voorstellingen[6].

Hij vindt, dat het NT ‘ontspannen omgaat met de schepping’. Een indicatie daarvoor ziet hij in het vervallen van het sabbatsgebod (Rom. 14:5; Kol. 2:16-17) en de afschaffing van de slavernij.

Echter, het gebod om te rusten op de zevende dag heeft iets 'schaduwachtigs'. Christus heeft, rustend in het graf, de zevende dag voltooid[7]. Maar NGB 25 belijdt, dat voor ons de waarheid en de inhoud van de schaduwachtige wetten in Christus Jezus blijven bestaan. In het NT zien we, dat het rusten en een dag in de week afzonderen voor samenkomst en eredienst, nog steeds geldt.

Ook ten aanzien van de slavernij klopt de redenering niet. Het onderscheid tussen man en vrouw is door God bij de schepping gegeven. Dat kan niet gezegd worden van de slavernij. Die is er alleen ná de zondeval. In het NT worden slaven en heren opgeroepen tot een nieuwe levenswijze[8].

Dus deze argumenten kunnen niet gebruikt worden om te zeggen – zoals Loonstra doet - dat een beroep op de schepping ‘kennelijk niet altijd het laatste woord heeft, en dat daarom ook het onderscheid tussen man en vrouw kan verdwijnen[9].

Ook ziet hij verwantschap met de Joodse manier van omgaan met de Schriften en wijst hij op de zgn. midrasj (letterlijk: onderzoek), een vrije associatieve tekstinterpretatie, waarbij verschillende verklaringen mogelijk zijn, die – zoals hij zegt - ‘gemoedelijk naast elkaar’ staan[10].

Toegepast op 1 Tim. 2,13: Adam is eerst gemaakt, daarna Eva zou dat betekenen, dat tegen een man die het te hoog in zijn bol heeft, gezegd wordt: ‘verbeeld je maar niets, de mug is je bij het scheppingswerk voorgegaan’. In die lijn moet de tekst dan uitgelegd worden: laten de vrouwen zich niets verbeelden en zich niet boven hun mannen verheffen. De vrouw is pas ná de man geschapen, zij moet haar plaats weten. Die plaats wordt niet bepaald door de scheppingsorde, maar door wat betamelijk is in de tijd waarin zij leeft. Het was ongepast, dat een vrouw zich demonstratief boven een man zou gedragen. Vervolgens wordt de conclusie getrokken, dat dus de verwijzing naar de schepping niet bedoeld is als belemmering voor de vrouw om in het ambt te dienen.

Evenzo verklaart hij 1Tim. 2:14: Adam is niet verleid geworden, maar de vrouw verleid zijnde, is in overtreding geweest. Het zou er daar alleen om gaan, dat Eva tegen God zondigde, en niet ook omdat zij de beslissing nam, zonder die aan Adam over te laten.

Ook de zgn. ‘zwijgteksten’ uit 1 Kor. 11 en 14 zijn volgens Loonstra geen verwijzing naar een onveranderlijke orde die God met de schepping gegeven heeft. Uit Ef. 5:22-33 zou juist blijken, dat Paulus het ‘hoofd-zijn van de man over de vrouw’ en het feit, dat ‘de vrouw uit de man is’ (1 Kor. 11:8) allerminst uitlegt als legitimatie voor een gezagsverhouding. Paulus interpreteert het ‘flexibel’ vanuit het evangelie door de verhouding van Christus tot Zijn gemeente tot model te stellen.  Het gaat om wederkerige dienende liefde[11].

‘Niet de scheppingsorde is heilig, maar wel de barmhartige God’, zegt Loonstra. Hij maakt een oneigenlijke tegenstelling tussen de scheppingsorde en God om aan te geven, dat de scheppingsorde veranderlijk is als het gaat om de visie op man-vrouw en cultureel bepaald.

Het belangrijkste criterium is de liefde, en die is ‘vloeibaar’, zegt Loonstra, ‘Ze past zich aan de omstandigheden aan en beoogt het welzijn van mensen. De essentie van de wet is: de naaste geen kwaad bezorgen, maar goed doen’. Voor Paulus is de orde van de geschreven wet niet langer normatief, maar nuttig wanneer en voor zover het de voortgang van het evangelie dient.

Dit wordt volgens Loonstra ondersteund door wat Paulus schrijft over ‘letter’ en ‘Geest’ in 2 Kor. 3 en Rom. 2:25-29. Een gedachte die ook genoemd wordt in de instructie van Gouda.

Bij de letter gaat het om de uitwendige wet op papier of steen, en bij de Geest om de wet door de Geest in het hart geschreven. Die beide worden door Loonstra zó tegenover elkaar gesteld, dat een letterlijke uitspraak van Paulus niet meer de doorslag geeft[12]. De Geest zou in het NT een weg wijzen, die uitgaat boven wat in het OT letterlijk geschreven staat[13], dus ook als het gaat om de voorschriften, de geboden van de HEERE.

Dat betekent voor Loonstra, dat ‘ruimte geven aan homorelaties ‘in liefde en trouw’ een eerlijke toepassing van de Bijbelse boodschap is in situaties die de Bijbel zelf zo niet op het oog heeft[14]. De Geest van Christus leidt de gemeente daarbij. Zo zou het gezag van de Schrift tot het inzicht brengen, dat onderwerping aan de ‘letter’ niet de juiste geloofshouding is.

Van verschillende zijden is daar kritiek op gekomen, o.a. door Prof. dr. J. van Genderen (De Wekker), drs. H. Korving (Bewaar het Pand). Ook het meerderheidsrapport wijst erop, dat dit geen recht doet aan de verhouding van wet en evangelie bij Paulus[15]. Het gaat om twee fasen van de heilsgeschiedenis[16]. Het gaat om de heilshistorische voortgang van oud naar nieuw verbond. We mogen de geboden nooit ten gunste van de eis van de liefde schrappen[17]. De tien geboden komen in het NT keer op keer terug als richtsnoer voor het leven van een christen. De wet staat in HC zondag 34-44 niet zonder reden in het stuk van de dankbaarheid.  Wel wijst Paulus de uitwendige en schijnbaar wetsgetrouwe godsdienst af.

De lichamelijke opstanding van Jezus is voor Loonstra nog wel een werkelijkheid, maar de hemelvaart ziet hij als een voorstelling die uitgaat van een verouderd wereldbeeld, een aanpassing aan de belevingswereld van de discipelen. De wolk die Jezus onttrok aan hun ogen, kunnen we in onze tijd anders invullen of helemaal wegdenken. De betékenis van de hemelvaart wil hij wel vasthouden, maar het is volgens hem slechts visualisering van het afscheid van Jezus[18].

En wanneer iemand argumenten meent te hebben om Hand. 2 (Pinksteren) als een latere verbeelding van het leven door de Geest op te vatten, kan daarover in openheid van gedachten gewisseld worden. Daarmee zou aan de heilswerkelijkheid zelf niet tekortgedaan worden.

Ook hier gaat Loonstra een grens over. Prof. Van Genderen wees hem er indertijd al op: De grenzen zijn overschreden waar de schriftkritiek de heilsfeiten aantast’[19].

Op grond van zijn redeneringen komt Loonstra tot de conclusie, dat openstelling van de ambten voor de vrouw Bijbelsverantwoord is. En ook ziet hij ruimte voor homoseksuele relaties ‘in liefde en trouw’. Het zou in Rom. 1 gaan om perverse homoseksualiteit. De scheppingsorde is niet de norm, maar ‘wat goed is voor mensen binnen de context van hun tijd en dienstbaar is aan de voortgang van het koninkrijk van God’[20].

Om ruimte te geven voor homoseksuele relaties ‘in liefde en trouw’, wijst hij erop, dat mensen bij de opstanding niet zullen trouwen, maar als de engelen in de hemel zullen zijn (Matt. 22:30). Die toekomstige werkelijkheid zou door Paulus vanwege de aanstaande nood al naar het héden getrokken worden. Daardoor verschuift volgens hem het is niet goed dat de mens alleen is uit Genesis 2 naar het is goed om ongehuwd te zijn (1 Kor. 7:26). Heel snedig merkt drs. H. Korving in Bewaar het Pand op, dat we vanuit die gedachtegang ook wel het celibaat kunnen bepleiten[21].

Inderdaad, en we zien in onze tijd tot welke ontsporingen het leidt, wanneer we vooruit willen grijpen op de toekomst. Het huwelijk tussen man en vrouw is een bewuste scheppingsgave van God - o.a. ook vanwege de uitbreiding van het menselijke geslacht - én het is een voorafschaduwing van de toekomstige bruiloft van het Lam.

Om inzichtelijk te maken waartoe de nieuwe hermeneutiek kan leiden als we de cultuur als uitgangspunt nemen, geeft dr. P. Boonstra een voorbeeld: In de tijd van de Bijbel waren vrouwen in sociaal en economisch opzicht afhankelijk van hun man. Een vrouw alleen, laat staan met kinderen, had het toen heel zwaar. Daarom is het voorstelbaar dat God in die omstandigheden heeft bepaald dat er eerst sprake moet zijn van een huwelijk, alvorens er geslachtsgemeenschap mocht plaatsvinden.

In ónze cultuur is die bepaling niet nodig, want man en vrouw zijn economisch onafhankelijk van elkaar. Daarom is het nu mogelijk om te kiezen voor één of meerdere seksuele relaties. Door goede voorbehoedsmiddelen is het mogelijk om seks te hebben zonder dat er meteen sprake is van de consequentie van een zwangerschap. De bepaling van het huwelijk is dus achterhaald. Zo wordt de tekst passend gemaakt voor de tijd van vandaag[22].

Zo kun je wat er letterlijk staat buiten spel zetten. Of het nu gaat om ongehuwd samenwonen, homohuwelijk, euthanasie of scheiden.

In de nieuwe hermeneutiek is er sprake van andere regels voor de uitleg van Gods Woord dan in de gereformeerde Schriftbeschouwing, want die gaat ervan uit, dat Gods Woord gezaghebbend is, bron en norm voor geloof en leven. Alleen de Schrift en heel de Schrift geldt als het gezaghebbende en onfeilbare Woord van God. Tevens, dat de Schrift - OT en NT - een eenheid is en dat de Schrift haar eigen uitlegster is. We dienen dus Schrift met Schrift te vergelijken om duidelijkheid te krijgen wat bedoeld is. Héél de Schrift in nuttig tot lering (2 Tim. 3:16). Daarbij is uiteraard ook kennis nodig van de grondtalen en van de cultuur, waarin de Bijbel ontstond, en ook van onze eigen cultuur. Maar de Bijbel is en blijft de hoogste en laatste norm.

In de Beknopte gereformeerde dogmatiek wordt het zó gezegd: ‘De grond van de belijdenis, dat de Heilige Schrift het Woord van God is, ligt in de Schrift zelf, al is het getuigenis van de Heilige Geest nodig om het te erkennen. De kerk zegt van de Schrift niets anders dan wat de Schrift van zichzelf zegt. Alleen als zij dat voluit en volstrekt laat gelden, doet zij recht aan de Heilige Schrift’[23]

Bij Loonstra krijgt ons huidige levensgevoel of rechtsgevoel zo’n grote plaats, dat het een filter wordt voor wat wij nog kunnen accepteren als het gaat om Gods geboden. Paulus’ interpretatie van de schepping en omgaan met de Schrift zou immers beïnvloed zijn door zijn cultuur.

Vandaag wordt de positie van vrouwen in de kerk door velen als onderdrukkend, structureel onrecht ervaren. Dus het zou in lijn zijn met het denken van Paulus en zijn omgaan met de geboden, dat een letterlijke uitspraak van de apostel niet doorslaggevend is, als het in onze cultuur als een vreemde, onbegrijpelijke bepaling wordt ervaren[24].

Dat zou echter betekenen, dat de Heilige Geest op wegen leidt die afwijken van het onderwijs dat Hij geeft in de Bijbel. Dr. P.F. Bouter noemt het een dwaling, ‘wanneer de heilige Schrift wordt verwaarloosd ten gunste van een zekere actuele leiding of inspiratie van de Heilige Geest. In de praktijk zullen we dan toch snel onze eigen geest blijken te volgen, want Woord en Geest horen samen. Het is de Heilige Geest die het Woord ingaf en die verlicht om het Woord te verstaan. Ze vormen een ondeelbare eenheid’[25].

Als het gaat om aanpassing van Paulus aan de cultuur van zijn dagen, vraagt prof. dr. W. van Vlastuin zich af hoe 1 Kor. 7:3-4 in de toenmalige cultuur moet hebben geklonken. Dat het lichaam van de vrouw het eigendom is van de man, zal in die tijd geen verbazing hebben opgeroepen, maar wél de notie dat het lichaam van de man het eigendom is van de vrouw.

En als Paulus in Ef. 5:25 zegt, dat de man zijn vrouw moet liefhebben, zoals Christus Zijn gemeente heeft liefgehad, en dus bereid moet zijn om offers te brengen voor zijn vrouw, zichzelf en zijn eigen belang moet opofferen voor haar belang, moet dat in de cultuur van die tijd absurd hebben geklonken, aangezien daar de vrouw werd gezien als bezit dat goed genoeg was om kinderen te baren[26].

Inderdaad, het christelijk geloof stond juist kritisch tegenover die cultuur. De Heere Jezus schrok er niet voor terug om tegen de gangbare mening van Zijn dagen in te gaan. Hij ging om met prostituees en tollenaren, maar Hij koos twaalf mannen uit als apostelen. Welke verhindering zou er voor Hem geweest zijn om ook enkele vrouwen uit te kiezen? Daarmee trok Hij de lijn door van het OT. Ook daar stelde de HEERE geen vrouwelijke priesters aan, terwijl dat bij de omliggende volken wél het geval was. In het NT werden mannen aangesteld om leiding te geven in de gemeentes

Dat was geen aanpassing aan de cultuur, maar is in overeenstemming met de orde die God gaf bij de schepping en handhaafde bij de herschepping. Vrouwen hadden een grote plaats in de eerste christelijke gemeente, maar ze waren geen ambtsdragers. Eenheid in geloof betekent niet eenheid in functies.

Niet de cultuur of ons gevoel, maar de tekst zélf geeft uitsluitsel of iets algemeen geldig is of niet. Het is de Heilige Geest die zó in de Waarheid leidt. Zeker is de Bijbel in een specifieke historische en culturele context ontstaan en leven ook wij in onze eigen cultuur. Dat zal bij de exegese verdisconteerd moeten worden, maar doorslaggevend is wat de Schrift zegt. De cultuur, de liefde of welke andere kernwoorden ook, mogen nooit zoveel gewicht krijgen, dat we het Woord van God in feite uitschakelen. Loonstra wil de klassieke Schriftopvatting verenigen met de resultaten van het kritisch-analytisch onderzoek, maar dat loopt - zoals ds. P. den Butter al eens schreef in Bewaar het Pand – ‘onvermijdelijk uit op een knieval voor de resultaten van de moderne bijbelwetenschap en daarmee op een opvatting omtrent de Schrift die op beslissende punten afwijkt van de klassiek-gereformeerde schriftopvatting’[27].

Er zijn schepselmatige ordeningen in de schepping, die de wijsheid van God reflecteren (Spr. 8)[28].

In het Nieuwe Testament wordt door Jezus en de apostelen herhaaldelijk teruggegrepen op de eerste hoofdstukken van Genesis. Dat blijft voor ons normatief. God houdt ook ná de zondeval vast aan Zijn orde. Daarom benaderde Hij Adam ook als eerstverantwoordelijke door hem als eerste te ondervragen. Pas daarna Eva, terwijl zij als eerste gezondigd had.

Man en vrouw zijn gelijkwaardig. Beiden zijn geschapen naar Gods beeld en in Christus is het niet van belang of men man is of vrouw, want allen bent u één in Christus Jezus, zo zegt Gal. 3:28.

Tóch zijn ze niet gelijk. Ze hebben ieder een eigen plaats gekregen en die verscheidenheid omvat méér dan een lichámelijke. Er is sprake van een órde: Adam is eerst gemaakt, daarna Eva. De vrouw is uit de man genomen (1 Kor. 11:8).

Helaas is door de zondeval de harmonie verstoord, maar Christus is gekomen om die te herstellen. De gelijkwaardigheid komt terug: want gij allen zijt één in Christus Jezus, maar de ongelijkheid is óók gebleven. De scheppingsorde wordt niet opgeheven. De genade is voor ieder gelijk, de roeping is verschillend[29].

In het paradijs werd heerschappij hebben aan Adam opgedragen, zo wordt het in de herschepping aan de man opgedragen[30]. De zgn. ‘zwijgteksten’ zijn er maar niet vanwege een extreme situatie in Korinthe. Paulus zegt juist, dat het in Korinthe op dezelfde wijze moet toegaan als in de andere gemeenten. En in 1 Tim. 2 grijpt hij terug op Gen. 3:16. … en hij zal over u heerschappij hebben en daarom zegt hij: een vrouw late zich leren in stilheid, in alle onderdanigheid.

Dat betekent volstrekt geen discriminatie of onderdrukking. Integendeel, Paulus verbindt de verhouding van man en vrouw aan de verhouding van Christus en Zijn gemeente. Dat de man het hoofd is van de vrouw, heeft niets met heerszucht te maken, maar met dienende liefde.

Dr. R. van Kooten wijst erop, dat de uitspraak over het hoofdzijn van de man omsloten is door twee uitspraken uit de herschepping: Christus is het Hoofd van iedere man en God is het Hoofd van Christus. Het is voor vrouwen geen schande om het gezag van de man te respecteren. Gehoorzamen aan Vader was niet vernederend voor Christus. Hij heeft met lust en liefde gediend. De vrouw mag de man onderdanig zijn, zoals de gemeente aan Christus[31].

Als door Loonstra e.a. op genoemde gronden ruimte gevraagd wordt voor de vrouw in het ambt en het accepteren van homoseksualiteit ’in liefde en trouw’, kunnen we ons hart vasthouden voor wat er nog meer volgt. Als uiteindelijk de cultuur bepalend is, bevinden we ons op een glijbaan. Het bracht H.M. Kuitert tot de slotsom dat het geloof, inclusief het geloof in een god, verbeelding is.

Ik las ergens, dat je op deze manier in plaats van vróuwen de Bíjbel het zwijgen oplegt en dat we moeten oppassen, dat we niet op een zogenaamde geestelijke manier in feite Gods gebod buiten werking stellen. Inderdaad, want waar kom je dan terecht? ‘in een lege kerk waarin nog éven gepreekt wordt: ‘het verhaal blijft toch belangrijk, want de opstanding maakt ons opstandig en de opwekking maakt ons opgewekt’, totdat de laatste zo wijs is om het licht uit te doen’.

Zijn er dan geen teksten die moeilijk te begrijpen zijn of die in tegenspraak lijken te zijn met andere Schriftgegevens? Zeker wel. Zorgvuldige exegese blijft nodig, waarbij Schrift met Schift vergeleken moet worden, want de Bijbel zelf blijft de laatste en hoogste norm, ze legt zichzelf uit.

Augustinus zei: ‘Zo’n respect heb ik voor de Bijbel, dat ik ervan overtuigd ben, dat geen enkele schrijver zich vergist heeft bij het schrijven. En als in de handschriften dingen staan die met de waarheid in strijd schijnen te zijn, dan ben ik van mening òf dat er een fout in het handschrift insloop, òf dat de vertaling minder juist is, òf dat ik het niet begrijp’.

Dat is buigen onder het Woord! En wat blijft het gebed nodig om de Heilige Geest Die in alle waarheid leidt. Het is onjuist om te denken, dat beide standpunten naast elkaar moeten kunnen bestaan in onze kerken. Het kerkverband mag geen ‘rekverband’ worden. Daar zijn de standpunten fundamenteel te verschillend voor. Het een sluit Bijbels gezien het ander uit.

Al wordt ontkend, dat het Schriftgezag in het geding is, uit de praktische consequenties blijkt dat dit wèl het geval is. Er is een tegenstelde visie op de historische feiten in de Bijbel, de man-vrouw verhouding, huwelijk, seksualiteit, homoseksualiteit. Dan kunnen we wel zeggen, dat we het gezag van Gods Woord erkennen, maar dan wordt toch een wezenlijk deel van de boodschap geamputeerd[32].

Nog maar kortgeleden was in het RD (22 okt. 2021) te lezen, dat de Reformed Church in Amerika (RCA) besloot om vanwege het verschil in visie op homohuwelijk en lhbti classes van gelijkgezinden te vormen. Ze zouden elkaar wel blijven ontmoeten op een tweejaarlijkse generale synode, maar die synode zou geen uitspraken meer doen over homohuwelijk of lhbti.

Het blijkt een illusie te zijn. Een groot deel van de kerken gaat er niet in mee en heeft zich afgescheiden. Elkaar vasthouden en loslaten lukte dus niet. Het leidde tot delen.

Onlangs verscheen er een interview met de aartsbisschop van de Anglicaanse kerk Welby, waarin hij zegt, dat het ‘een roeping van God is om het in liefde oneens te zijn’. De enige grens voor hem is, als iemand niet gelooft, dat Jezus God is, of sowieso niet in God gelooft. Verder moet er verschil mogelijk zijn, ook als het gaat om vrouw-in-het-ambt en lhbti.

Wat is dat voor eenheid? Geen eenheid in de Waarheid. Integendeel, het is er volledig mee in strijd!

Ds. P. Roos, die menig keer in Bewaar het Pand zijn zorgen geuit heeft over ontwikkelingen in ons kerkelijk leven, schrijft: ‘Het is voor Gods kinderen een levenszaak om Gods Woord hoog te houden. Ook al vatten zij alles niet in de beleving, toch erkennen en aanvaarden zij de gehele Bijbel als het Woord van God. Niet omdat zij alles begrijpen kunnen en omdat ze geen vragen hebben, maar omdat er grenzen zijn waarvoor we onherroepelijk halthouden, omdat we anders dynamiet leggen onder Gods Woord en het geloof. We zagen de tak door waarop we als kerk zitten’[33].

Er zal een keus gemaakt moeten worden. De Heere wil dat we één zijn (Joh. 17:21). Dat is volgens ds. J.H. Velema ‘waarschijnlijk in de laatste halve eeuw de meest geciteerde Bijbeltekst; maar ook de meest verdraaide tekst’[34]. Inderdaad, er staat namelijk bij, dat Jezus Zijn Vader bidt: Heilig ze in Uw Waarheid; Uw Woord is de Waarheid (Joh. 17:17). Het gaat dus om een eenheid in Waarheid.

Verschillende keren is al gewezen op de noodzaak van verootmoediging en gebed. Dat is terecht! Alleen, daar mag het niet bij blíjven, er zal ook in afhankelijkheid van de Heere gehandeld moeten worden. Niet de pauzeknop, maar de noodrem is nu nodig!

Volgens voorstanders van de vrouw in het ambt is ‘uit elkaar gaan’ naar buiten toe een blamage. De kerk wordt zo nóg ongeloofwaardiger en het is een blokkade voor buitenkerkelijken. We moeten elkaar vrijlaten. Het gaat toch om de verzoening? Wordt zo de indruk niet gewekt dat de kerk discrimineert?

Maar, welk beeld geven we dan van onze God? Zeker zal de liefde bepalend moeten zijn, ook als het gaat om kiezen, maar het gaat wel om liefde als samenvatting van Gods wet: God liefhebben boven alles, en de naaste als jezelf. Het gaat om de trouw aan Gods heilig Woord! Wat niet naar dat Woord is, zal geen dageraad hebben (Jes. 8:20).

Het Woord van God recht snijden, houdt méér in dan zeggen dat Gods Woord bron en norm voor ons is. Het moet blijken uit de keuzes die we maken op theologisch en ethisch gebied. Dr. P. Boonstra schrijft: ‘… als alle interpretaties mogelijk zijn, dan bestaat er geen waarheid meer. En als je zegt dat er geen waarheid bestaat, dan werk je eraan mee dat de Bijbel gezien wordt als nepnieuws’[35].

Als onze kerken niet duidelijk de juiste keus maken, geven ze daarmee aan niet meer te staan op de grondslag van Schrift en belijdenis! Het is delen of helen. Ik hoop, dat het zal zijn helen in deze zin, dat de voorstanders van opening van de ambten voor de vrouw zullen inzien, dat wat zij voorstaan niet de weg is, die Gods Woord ons wijst.

Als dat niet het geval is, zal het worden: delen en helen. Het meerderheidsrapport stelt de GS voor uit te spreken, dat de classes conform art. 44 K.O geduldig en in liefde het gesprek moeten aangaan en waar nodig vermaan dienen toe te passen bij kerken die op het gebied van ‘vrouw en ambt’ eigen wegen gaan. En wanneer zij volharden in hun eigen weg en in het verwerpen van kerkelijke vermaningen op dit punt, zij de weg van art. 79 en 80 K.O. moeten gaan, omdat een kerkenraad door een dergelijke houding de eenheid van het kerkverband feitelijk verbreekt.

Dat is iets wat met pijn en verdriet vervult, maar het is medicinaal bedoeld, namelijk met het oog op heling.  

Wat zou de samenwerkende gemeentes kunnen weerhouden om in de huidige situatie te kiezen voor het kerkverband waar men elkaar in deze vrijlaat en waar men al voor de helft deel van uitmaakt? Zeker nu verschillende gemeentes er al voor gekozen hebben om zich niet te houden aan de besluiten van onze kerken! Als de geschiedenis van onze kerken hen weerhoudt, waarom wordt dat nog van belang geacht? Of zit het vast op de naam van ons kerkverband? Die is mooi, maar er zijn meer goede namen mogelijk. Als dit het niet is, wat kan het dán zijn?

Ten slotte, er is sprake van een ziekmakend virus, ernstiger dan welke mutatie ook van het coronavirus. Genezing is er alleen op de intensive care van de hoogste Geneesheer onder de beademing van de Geest der Waarheid. De Koning van de Kerk heeft veelbelovende Namen: Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst!  

De Kerk is een heilige Katholieke Christelijke Kerk, van alle tijden en alle plaatsen. Een Kerk, die belijdt: Uw woord is een lamp voor mijn voet en een licht voor mijn pad. En een Kerk die bidt: Open mijn ogen, dat ik aanschouwe de wonderen van Uw wet (Ps. 119:105.18).

[1] Ds. J.H. Velema, in De Saamwerker.

[2] Daarin zijn gedachten te lezen uit zijn boeken: De Geloofwaardigheid van de Bijbel (1994), Hij heeft een vriend – Homorelaties in de christelijke gemeente (2005), Meedenken met Paulus (2018).

[3] Dr. B. Loonstra, Hoe komt de kerk uit de crisis? p. 29

[4] Dr. B. Loonstra, De geloofwaardigheid van de Bijbel, p. 192

[5] Prof. dr. M.J. Paul in RD 31-5-1995

[6] Dr. B. Loonstra, De geloofwaardigheid van de Bijbel, p.199,211,196

[7] Prof. dr. J. van Bruggen, Het kompas van het christendom, p. 73

[8] Dr. P. Bouter, Mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen. Over man, vrouw en ambt, p. … zie ook Prof. dr. J. van Bruggen, Het kompas van het christendom. Ontstaan en betekenis van een omstreden bijbel, Kampen 2002, p.73.

[9] Dr. B. Loonstra, Hoe komt de kerk uit de crisis, p. 9

[10] Dr. B. Loonstra, Hoe komt de kerk uit de crisis? p. 8-10

[11] Dr. B. Loonstra, Hoe komt de kerk uit de crisis, p. 12

[12] Dr. B. Loonstra, Meelezen met Paulus, p. 108

[13] Dr. B. Loonstra, Hoe komt de kerk uit de crisis, p. 37

[14] Dr. B. Loonstra, Hoe komt de kerk uit de crisis, p. 36

[15] Meerderheidsrapport, p.183

[16] Meerderheidsrapport, p. 167

[17] Prof. dr. W.H. Velema, ‘De liefde is de vervulling van de wet’, in: Uw knecht hoort, p.114

[18] Dr. B. Loonstra, De geloofwaardigheid van de Bijbel, p. 210

[19] Prof. dr. J. van Genderen, n.a.v. De geloofwaardigheid van de Bijbel, in De Wekker, 28-4-1995

[20] Dr. B. Loonstra, Hoe komt de kerk uit de crisis, p. 27

[21] Drs. H. Korving, Bewaar het Pand, 26-9-2019, p. 9

[22] Dr. P. Boonstra, Hoe lezen we de Bijbel, p. 54

[23] Dr. J. van Genderen en dr. W.H. Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek, p. 69

[24] Dr. B. Loonstra, Meelezen met Paulus, p. 108

[25] Dr. P.F. Bouter, Mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen. Over man, vrouw en ambt, p. 17

[26] Prof. dr. W. van Vlastuin, CIP 10 nov. 2020)

[27] Ds. P. den Butter, Bewaar het Pand, 4 mei 1995, p. 5-6

[28] Ds. J.A.W. Verhoeven, Vrouw en ambt, Themabrochure 34 Gereformeerde Bond

[29] Dr. P.F. Bouter, n.a.v. Hoofd-zijn (1 Kor. 1:3: Man en vrouw zijn beiden geschapen naar Gods beeld, zoals God en Christus beiden God zijn. Maar de onderlinge relatie is onderscheiden.

[30] Dr. R. van Kooten, Aan Zijn voeten, p. 325

[31] Dr. R. van Kooten, Aan Zijn voeten, p. 322

[32] Dr. P.F. Bouter, Mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen. Over man, vrouw en ambt, p. 11

[33] Ds. P. Roos, Bewaar het Pand, 25-9-1997, p. 7-9

[34] Ds. J.H. Velema, Tussen klem en knoop, 1967, p. 36

[35] Dr. P. Boonstra, Hoe lezen we de Bijbel, p. 49