Preek over 1 Samuel 3:18, waar we lezen: “Toen gaf hem Samuel te kennen al die woorden, en verborg ze voor hem niet. En hij zeide: Hij is de HEERE; Hij doe wat goed is in Zijn ogen!”
Inleiding.
Het zal voor de jonge Samuel in het donkere uur van de nacht een heel bijzondere ervaring zijn geweest dat het niet de oude Eli was die hem riep, maar de allerhoogste God Zelf! Dat alleen al! Het is immers altijd een wonder als God spreekt tot mensenkinderen en Zichzelf openbaart? Zeker in die goddeloze tijd, toen Gods spreken tot Zijn volk dierbaar was geworden, een schaars artikel!
Maar dat God ook nog eens tot hém, de jonge dienaar van de hogepriester Eli sprak, in plaats van tegen de hogepriester zelf! Ook dat moet bijzonder voor hem geweest zijn.
Toch moeten het vooral de gesproken woorden zijn geweest die een diepe indruk hebben gemaakt op het jonge gemoed van Samuel. De boodschap zelf was in een woord verpletterend, niets minder dan een regelrechte oordeelsaankondiging.
’s Morgens vroeg prest Eli zijn jonge dienaar aan hem de boodschap van de Heere door te geven. En Samuel vertelt hem alles. Dat moest ook. Gods Woord moet altijd doorgegeven worden. Ik denk dat Samuel nooit meer de reactie van de oude en bijna blinde Eli vergeten is: Hij is de HEERE; Hij doe, wat goed is in Zijn ogen.
Dit is waar het over gaat in onze tekst. We zullen proberen dit nader te overdenken onder het volgende thema:
Gods woorden tegen het huis van Eli.
We gaan eerst na a) wat de inhoud van Gods woorden is, en vervolgens
b) wat Eli’s reactie op Gods woorden is.
1. De boodschap zelf dus. Het is bepaald geen boodschap van genade en heil. God zegt dat die tijd van genade voorbij is. Nu is de tijd aangebroken dat God het huis van Eli bezoeken zal vanwege de jarenlange begane ongerechtigheden rondom het heiligdom in Silo.
Het was nogal wat, wat daar plaats vond. Rondom en in de plaats waar de ark des HEEREN zich bevond, als gunstrijk teken van Gods wonen onder Zijn volk en waar de dienst der verzoening plaats vond, op de plaats waar alles moest blinken vanwege Gods heiligheid, juist daar werden door de priesters en hun dienaren grote zonden bedreven. Wat met betrekking tot de offers aan de Heere toekwam, werd door hen brutaal toege-eigend. Ze verachtten zo het spijsoffer des HEEREN. Bovendien werd vlak voor het heiligdom openlijk overspel en prostitutie bedreven, waar Eli’s zonen volop aan deelnamen!
Zou het niet kunnen dat deze dingen aan de oude Eli onbekend waren? Er gaat aan oude mensen immers zo veel voorbij? Maar nee, Eli wist alles. Was ook hij het met die grove zonden eens dan? Welnee, dat niet. Maar hij deed er nagenoeg niets aan. Hij kon misschien niet tegen zijn zonen op, maar dat is ook iets wat groeit. Eli heeft zijn zonen wel eens vermaand: gij maakt dat het volk des HEEREN overtreedt!
Toch is dat niet genoeg geweest. En Hofni en Pinehas hebben voor het zwakke en slappe optreden van hun vader geen respect gehad en zijn gewoon doorgegaan.
Maar wat Eli betreft, hij had als reformator moeten optreden en het heiligdom moeten zuiveren en zijn zonen moeten ontslaan en straffen. Daartoe had hij het recht. En de plicht. Want dat hij niet ingreep wordt hem toch duidelijk door God Zelf verweten!
1
Er was in die ellendige tijden een reformator nodig; een man die in Gods Naam korte metten zou maken met die onheilige praktijken rond het huis dat een heiligdom moest zijn.
Misschien dat er in zijn jonge leven meer vuur en ijver was, maar een leider is Eli bepaald niet geweest. Misschien was hij ook wel bang voor zijn zonen geworden; er is nu eenmaal veel mensenvrees, ook binnen huisgezinnen. Maar je ziet waar de slappe houding van vader en hogepriester Eli op uit was gelopen: zijn zonen waren niet in ’t minst bang, voor hun vader niet en voor God niet!
Dit heeft Eli natuurlijk wel bezwaard. Een gelukkig man is hij niet geweest, zeker niet in de laatste jaren van zijn leven. Zijn geweten veroordeelde hem en liet hem niet met rust. Dat zie je aan zijn strenge optreden tegenover anderen bijvoorbeeld. Slap thuis en, ter compensatie, streng tegen anderen. We horen niet dat hij de prostituees van het heiligdom verjoeg, maar die ene, biddende vrouw, ziet hij voor dronken aan en bestraft haar daarom scherp. En in onze tekst stelt hij zich ook streng op tegen de jonge Samuel, met een dreigement nog wel dat God Samuel zal straffen als hij niet met de hele goddelijke boodschap voor de draad komt!
Misschien herkent u deze dingen wel uit uw eigen omgeving of in uw persoonlijk leven. We zijgen tegenover onze vrienden, omdat we anders uit de boot zullen vallen en we gaan een heel eind, soms helemaal met ze mee. Of we laten dingen om de lieve vrede toe in het leven van onze bloedeigen kinderen, met alle gevolgen van dien. Geen vader is er die zijn kind kan bekeren en reformeren. Maar deformeren kan hij zijn kinderen wel. Hij kan ze niet aan de hand naar de hemel voeren, maar wel naar de hel.
Eli is de verantwoordelijke persoon. En al was het woord des Heeren schaars in die dagen, en geen wonder ook, toch heeft Hij Eli ernstig gewaarschuwd.
En Gods waarschuwingen zijn altijd bewijzen van Zijn goedheid en genade. Hij maant tot wederkeer. Een wederkeer die blijkbaar mogelijk is bij God! Er kwam een man Gods tot Eli. Hij kreeg toen wel een boodschap, regelrecht van de Heere, en niet, zoals in onze tekst via een ander, Samuel. En de boodschap van die man Gods, die profeet, was uitermate dreigend. God zou met het huis en geslacht van Eli afrekenen. Want alleen zij die Hem eren zullen door Hem ge-eerd worden en begenadigd. Maar die God ten enenmale verachten en haten zullen door Hem lichter dan ijdelheid geacht worden en vergaan: gaat weg van Mij, Ik heb u nooit gekend…
Wel heeft de Heere toen gesproken dat Hij een andere priester zou verwekken. Dat was een bewijs dat Hij het verbond met Zijn volk niet zou verbreken, al had Hij daar alle reden toe. Maar de woorden: Ik zal een getrouwe priester verwekken, moeten voor Eli toch doornen en stekels geweest zijn, een uiterst pijnlijke boodschap.
Daarbij ook nog eens een teken, een teken van Gods toorn over het hogepriesterlijk geslacht van die dagen, een niet rechtstreeks van de eerste hogepriester Aaron afstammend geslacht overigens: Eli’s beide zonen zouden op dezelfde dag uit het land der levenden worden afgesneden!
Het lijdt geen twijfel of deze woorden moeten Eli bijzonder bezwaard hebben. Met heel dat lakse leven en die duidelijke verachtering in de genade, geloven we toch dat deze oude man de vreze des HEEREN heeft gekend, zoals ook nog blijken zal uit onze tekst. Maar het schrijnende is, dat er na die vreselijke boodschap van die man Gods geen verandering is gekomen in die zondige praktijken in en rond Silo. Had de Heere immers niet daarom deze man Gods naar Silo gestuurd, namelijk opdat er bekering zou komen? Gods Woord predikt ons toch het toekomende oordeel, opdat wij dat toekomende oordeel zouden zoeken te ontvlieden! God waarschuwt immers voor de ondergang met de bedoeling ons van die ondergang te redden!
2
Maar er is geen bekering gekomen. Geen roepen om genade. Geen reiniging van het heiligdom. Geen reformatie.
Hebt u al ontdekt, dat we intussen spreken over een situatie waarin wij allen vanwege de zondeval in terecht gekomen zijn? Hebt u ook ingezien dat het van nature ook in ons leven schots en scheef staat? Dat er niemand is die God zoekt en dat we allen zijn afgeweken? En dat het ieder mens daarom onder het rechtvaardig, toekomend oordeel heeft gebracht, onder de dreiging van de eeuwige dood? Geldt dit voor een werelds man, voor een kerkmens nog veel meer. Immers, hij weet van Gods Woord, van Gods heiligheid en wet. Hij weet dat het kwaad dat we bedrijven zonde is tegen God. Hij weet dat er in de naaste toekomst een rechterstoel daagt, waaraan niet te ontkomen is!
Maar maakt die wetenschap mij voorzichtig? Doet deze kennis ons uitdrijven naar de Heere, opdat Hij in Zijn toorn nog aan mij mocht gedenken? We weten toch ook van het bloed dat reinigt van alle zonde, waarop het verzoendeksel op de ark in Silo reeds zag? We weten toch immers dat er een God is Die in en om Christus wille zondaren redt van het eeuwig verderf en een recht geeft op een eeuwig, zalig leven?
Maar draagt dit alles vrucht in ons leven? Of gaan wij op een of rechtzinnige of uitzinnige wijze nog onze eigen weg? Houden we de zonde nog aan de hand? Weten we dat we niet zijn zoals we behoorden te zijn? Heeft de wereldgelijkvormigheid ook ons niet te pakken, zodat wij, samen met onze kinderen een heel eind mee gaan met de wereld? En misschien de regie thuis hebben verloren vanwege een slappe houding, en dat we daarom zo fel zijn tegenover de ander, die zo werelds leeft?
En u, die als Eli toch geen vreemdeling bent van de vreze des Heeren, maar evenals Eli de strijd ontvlucht en de lieve vrede zoekt, grijpt het u niet aan? Moeten wij niet, eens voor het eerst, maar altijd weer opnieuw gereformeerd worden? Zodat we ook gáán reformeren? Weer gaan zoeken te reformeren?
De onheilstijding bracht helaas geen verandering in de zondige omstandigheden. Zie toch eens wat een mens riskeert daarmee. Je mist dan toch de vrede Gods die al je verstand te boven gaat. Je geweten is onrustig. En je zult geen ruim sterfbed hebben.
Moge deze geschiedenis nog tot inkeer brengen. Want bij de Heere is veel verlossing. Hij kan alles maken dat ge u verwonderen zult. Maar altijd in de weg van de wederkeer en het roepen om Gods genade voor jezelf en je kinderen.
Heeft God voor al die ontrouwe priesters, die we niet behoorden te zijn, niet Zelf gezorgd voor een “getrouwe Priester””, 1 Sam. 2:35, in de Heere Jezus Christus? Vanwege Zijn offerande, Zijn heiligheid en gerechtigheid en gehoorzaamheid is er nu voor des doods schuldigen genade. Neem toch als een Gods oordeel waardig mens de toevlucht tot Hem, dat Hij u de Geest Die ons reformeert zou schenken.
Maar al met al, de ernstige boodschap van de man Gods sorteert geen effect. En daarom komt God tot Samuel en doorbreekt de stilte van de nacht met een ernstige oordeelsaankondiging. God grijpt in Zijn spreken tot Samuel terug op de woorden van de man God, die tot Eli kwam. Ik heb u te kennen gegeven wat Ik doen zou, 1 Sam. 3:13. Ik heb u gewaarschuwd. En wie niet horen wil, die moet maar voelen. Nu blijft er geen offer meer over voor de zonde van het huis van Eli. Verzoening is uitgesloten. Dat is een vreselijk oordeel. De deur gaat dicht en op slot en nooit meer open…
3
Het moet onze jonge vriend, daar in dat slaapkamertje in Silo, diep hebben aangegrepen. Hij heeft natuurlijk geen oog meer dicht gedaan. Hij heeft voor dit woord van de Heere gebeefd. Maar waarom zei de Heere deze woorden niet tot Eli, maar tot Samuel? Daarmee stelde God hem eigenlijk aan als doorgever van Zijn Woord, als profeet. Samuel werd in die nacht geroepen om profeet des Heeren te zijn.
En dat zal Samuel des te meer hebben doen beven. Maar ook van verwondering. Want als God een profeet tot het volk zendt, heeft Hij nog bemoeienis met dat volk. Hij denkt nog aan Zijn verbond. Hij denkt nog aan Zijn beloftewoord, namelijk de belofte van die getrouwe Priester, weet u wel! God zal Zijn waarheid nimmer krenken, maar eeuwig Zijn verbond gedenken! De getrouwe Priester Jezus Christus, zou ook de hoogste Profeet zijn, Die ons de woorden der zaligheid bekend zou maken en ons door Zijn Geest in al de waarheid zou leiden. De aanstelling van Samuel tot profeet over Israel, was ook een profetie van Gods heil in en door de Beloofde!
Wist u dat Hanna, en met haar al de vromen daarnaar hebben uitgezien? Dat dit haar diepste wens was in die goddeloze en donkere dagen, waarin de Heere zweeg en er amper een profeet was die het Woord Gods sprak? Zij wilde niet een kind om Peninna de ogen uit te steken en met haar te wedijveren voor een nageslacht. Nee, zij heeft een mannelijk zaad begeerd, een knecht van en voor God. Opdat die hen zou onderwijzen in de wegen des Heeren. Gods kinderen hebben het altijd al van het Woord moeten hebben, van een sprekend God. Anders verkommeren zij en lijden honger! Dat was Hanna’s grootste nood! En kijk toch eens hoe de Heere haar bede heeft verhoord. Samuel is van de Heere gebeden. Wat zal moeder blij geweest zijn toen Samuel haar verteld heeft dat God hem geroepen had om profeet te zijn! En hoe zal het gezongen hebben in haar hart: Hij heeft gedacht aan Zijn genade, Zijn trouw aan Isrel nooit gekrenkt!
Profeet zijn: het is een heerlijk werk als je een rechtvaardige, dat is de man die zichzelf als de grootste der zondaren leerde kennen, het wel, het heil, verzoening en vrede mag verkondigen! Een heerlijk werk!
Maar ook een moeilijk werk. Namelijk als je de goddeloze het wee moet verkondigen! Samuel heeft er daarom erg tegenop gezien om de woorden tegen het huis van Eli aan het hoofd van dat huis zelf te moeten doorgeven. Eli, die natuurlijk al lang begrepen had dat God zowel Samuel als Eli niet had wakker gemaakt om een blijde boodschap te brengen, heeft wellicht de aarzeling en de verlegenheid van zijn jonge dienaar gezien en spreekt daarom zo heftig, dat Samuel toch vooral niets verzwijgen mag. En dan gaat Samuel spreken. Hij houdt niets achter, zegt onze tekst. Het staat er eigenlijk twee keer: Samuel gaf Eli te kennen al die woorden, en hij verborg ze voor Eli niet.
Als God iemand tot profeet, tot prediker roept, is dat met de bedoeling dat hij alle woorden van God spreekt, het volledige Woord van God, de volle raad van God. Hij wordt geroepen, met andere woorden, om altijd met twee woorden te spreken: wet en evangelie, dood en leven, zonde en genade. Hoe moet een dienaar waken voor eenzijdigheid. Daarom heeft vooral de prediker de leiding van de Heilige Geest zo nodig. Mensenvrees kan een sta in de weg zijn, waarom het voor een dominee niet makkelijker wordt als hij wat langer in een gemeente staat. Hij komt achter zo veel dingen, ook achter veel dingen die niet overeenkomen met Gods wet. Er is moed voor nodig om de waarheid te verkondigen, ook in waarschuwende zin! Mensenvrees wordt alleen uitgebannen als de Godsvreze mag functioneren.
4
Hebben de kleine profeten ook niet vergeving nodig en vernieuwing? Wat wordt voor hen de hoogste Profeet, de getrouwe Priester nodig, maar ook dierbaar! Wat krijgen ze een respect voor de wijze waarop de Heere Jezus met mensen omging, in liefde, in wijsheid, in ernst. Wat kunnen ze daar veel van leren!
Maar ook de ouders, door wiens slapheid veel mis ging, ook de jongen die zich door verkeerde vrienden op sleeptouw liet nemen, uit angst niet voor vol aangezien te worden, ook zij kunnen bij de Heere Jezus terecht. Om vergeving, om wijsheid, om liefde, om alles wat we nodig hebben en van onszelf niet hebben. Wat zou het immers anders gegaan zijn als de zwakke Eli een zwakke Eli voor God geworden was en hij de kracht en de wijsheid van Boven had begeerd. Al wat ons ontbreekt wil Hij immers schenken?
Welnu, als Samuel zijn zegje heeft gedaan en getrouw het oordeel over de zonde van Eli’s huis heeft doorgegeven, doet de oude Eli zijn mond open en zegt hij: Hij is de HEERE, Hij doe, wat goed is in Zijn ogen. Staan we daar in de tweede plaats een ogenblik bij stil.
2.Wat zegt Eli nou? Getuigen deze woorden nu van onverschilligheid, van een koudheid die met de oudheid van zijn lange leven mee is gekomen? Er is immers helemaal geen sprake van radeloosheid en van een handenwringend neervallen voor God? Want wat heeft de Heere tot Samuel nu eigenlijk gezegd? Dit, dat al de woorden die de man Gods vroeger gesproken had, nu vervuld zouden worden! God zou aan het geslacht van Eli een einde maken; zijn zonen zouden sterven en zeker niet naar de hemel gaan. Eli zou een bijzondere “benauwdheid der Godswoning”, 1 Sam. 2:32 meemaken, enzovoorts! Het is toch om van ellende in elkaar te krimpen, zeker als je geen vreemdeling bent van genade?
Is Eli’s reactie een uiting van onverschilligheid? Dat is nog maar de vraag! Laten we proberen zijn antwoord eens te analyseren. We worden toch geroepen om Gods Woord recht te doen, en daarmee impliciet ook dat van Eli.
Samuel heeft in naam van God Eli moeten aanzeggen dat die van al die zonden geweten heeft, maar zijn zonen niet eens zuur heeft aangezien. Dat is toch wel wat hoor, als je dat als vader toch te horen krijgt. Maar let er dan op dat Eli daar niet tegenin gaat. Het hart van een mens zoekt van nature toch eerder duizend verontschuldigingen dan dat hij een maal schuld belijdt? Maar Eli gaat zichzelf niet verdedigen. Zo in de trant van: maar ik heb ze wel gewaarschuwd, ernstig zelfs. Hoe kan God dat nu toch zeggen! Niets van dat al. Door zijn reactie laat hij zelfs zien dat hij het met dat oordeel, die veroordeling van de Heere, dat ongunstige getuigschrift, alleen maar eens kan zijn. Hij heeft niets om zich te verdedigen. Hij heeft ze niet hard aangepakt. Hij had ze moeten ontslaan, hij had hen zelfs moeten doden. Want wat had de Heere in de woestijn gedaan, toen Aarons zonen zich oneerbiedig in het heiligdom gedroegen?
Eli verdedigt zich niet. Zijn huis is Gods vloek waardig. Maar weet u wat nu zo mooi is, en ik denk dat we dat uit zijn antwoord kunnen opmaken, hij voelt en erkent dat hij de vloek waardig is. Daar hadden zijn lieve zoontjes nu helemaal geen last van! Die genoten van de zonde en wisten niet van hel- en vloekwaardigheid. Die meenden dat ze God nog aan hun kant hadden. Ze namen immers zonder enige schroom de ark van God mee naar het strijdperk in de oorlog met de Filistijnen? Ze projecteerden de slapheid van hun vader op God! Ze zagen God niet als een heilig en rechtvaardig God, Die altijd doet wat Hij zegt en Zijn bedreigingen uitvoert als er geen bekering is.
5
Maar vader Eli is anders. Hij reageert op die vreselijke tijding. Hij weet zich schuldig. Hij heeft het oordeel verdiend. Hij kan niet anders dan berusten in het door de hoogste Rechter uitgesproken vonnis.
Dat is altijd een teken van genade. Een zaak waar alleen geestelijke mensen weet van hebben: buigen voor God. Je kunt ook vervallen in een doffe berusting. Maar ook daarin schuilt het addertje van de opstand. Doffe berusting is heel wat anders dan onder God komen. En dat vindt hier bij die oude, ontrouwe, zwakke en een heel eind in genade verachterd zijnde man plaats. En het is toch goed hoor, als een mens op die plaats mag komen. Dan kan hij Gode niets ongerijmds toeschrijven, maar moet hij buigen in het stof.
Misschien spreekt deze geschiedenis deze of gene erg aan; ik hoop het. Want het komt ook vandaag voor en misschien wel in uw leven. Niet strijden tegen de zonde. Het luie vlees de ruimte geven. Dingen op zijn beloop laten. Weten dat het anders moet. Ook wel geproefd en gesmaakt dat het heel anders kan in het leven. Waar zijn het vuur en de liefde van destijds toch gebleven? Wat is de tijd van de eerste liefde lang geleden. Is er ooit wel zulk een tijd geweest. Wanneer was er omgang met God en lucht van binnen? Nu klaagt slechts het geweten mij aan. O God, wat is het toch laag met mij afgelopen. Ik ben meer een liefhebber van mezelf dan een liefhebber van U. Geen vrede en rust in mijn geweten en toch doorgaan. Opgaan in het tijdelijke en de eeuwigheid vergeten; je zorg maken om het lichamelijke en je ziel in het dorre laten wonen.
Je maakt je het oordeel zo waardig en kunt niet anders belijden. Je gaat naast Eli staan, buigt je hoofd diep, en moet belijden: Hij is de HEERE; Hij doe, wat goed is in Zijn ogen. Ook het oordeel is goed. Het vonnis is rechtvaardig. Zijn doen is rein, Zijn vonnis gans rechtvaardig. Geen opstand, maar een overgave aan een heilig en rechtvaardig God.
Dat is heel wat anders dan wat je ook menigmaal hoort. Ik denk aan die man, die de boodschap kreeg dat hij leverkanker had. Een trouw kerkbezoeker. Altijd onder het woord van vrije genade verkeerd. Maar hij zei: waar heb ik dat toch aan verdiend! Ik heb nooit geen mens kwaad gedaan. Dan sta je als dominee wel even met je oren te klapperen.
Maar ach, wat kwaad woont er nu niet in een mens! O, die vreselijke rechthebbendheid en eigengerechtigheid. Hoe waardevol zijn we nog in eigen oog. Maar Eli wordt onwaardig.
Deze reactie laat toch zien dat hij geen vreemdeling was van het werk Gods en dat ook hij zijn rechtvaardige ziel, net als Lot, gekweld heeft bij het zien en horen van de zonde.
Dat wordt ook duidelijk, als uiteindelijk God tot uitvoering van het vonnis is overgegaan. Eli is eenzaam in Silo achtergebleven bij de andere oude mensen, de vrouwen en de kinderen. Israel strijdt met de Filistijnen. Hofni en Pinehas verkeren in groot gevaar. Maar het lijkt wel alsof Eli daar niet zo mee zit als met wat anders. En dat is het feit dat het heiligdom beroofd is; achter het voorhangsel staat de ark Gods niet meer. Ze hebben de ark in een vorm van bijgeloof meegenomen naar de strijd. Dat is de aangekondigde benauwdheid van het heiligdom. En Eli is nu ook mede benauwd. Om de ark, die goddeloos meegevoerd is. Als tenslotte een onheilsbode naar Silo komt gesneld en met ernstige bodschappen komt, moet u erop letten wat er met de oude Eli gebeurt. Ik stel me zo voor dat Samuel naast Eli stond en met ontzetting de boodschap mee beluisterde. De boodschapper zegt: Israel is gevlucht; we hebben een grote nederlaag geleden; uw twee zonen zijn in de strijd gebleven. En tenslotte: de ark Gods is meegenomen door de vijand. Dan komt er een heftige reactie van de bejaarde hogepriester.
6
Maar vooral vanwege het bericht over de ark. Want we lezen: Als de bode van de ark Gods vermeldde, zo viel Eli achterover van zijn stoel af en brak zijn nek en was op slag dood. De diefstal van de ark, was voor hem een ramp, groter dan al die andere genoemde onheilstijdingen. Een ramp, waarin ook Eli omkwam. Zo greep het hem aan.
Dat laat iets, ja veel zien, van zijn innerlijke leven. Ook zijn schoondochter, die met Pinehas getrouwd was, beleefde dezelfde ontzetting en liet eveneens het leven; ze kon nog net roepen: De eer is weggevoerd uit Israel!
Gods werk in het mensenhart komt altijd openbaar, dat kan niet anders. Hoor Eli spreken tot Samuel: Hij is de HEERE. Hij is de God van het verbond; de goedertierene en genadige; maar ook de God Die de schuldige geenszins onschuldig houdt. Want als de Verbondsgod zal Hij elk die dwaas en wrevelig overtreden, bezoeken met de roe en bittere tegenheden.
En het vervolg is toch ook nog waas: Maar over hem Mijn gunst en goedheid nooit doen enden, niet feilen in Mijn trouw, noch Mijn verbond ooit schenden!
God zorgt als de HEERE voor de vervulling van Zijn beloften, namelijk dat Hij een getrouwe Priester zal verwekken. Dat Hij komt is dus ondanks ontrouwe priesters. Het is pure en vrije genade. Het is om redenen in God Zelf, om het eeuwig welbehagen. Die Naam van God in Christus mag Eli stamelen, als hij het hoofd buigt onder een welverdiend oordeel en HEERE zegt.
En dit buigen onder het oordeel is de weg van het ontkomen aan het oordeel. Nee, niet de grond. Die ligt in het werk en de Persoon van de grote Hogepriester over het huis Gods, de Heere Jezus. Die om de zonden van de Eli’s in de donkerte van Gods toorn terecht kwam. Was het Woord van God schaars, dierbaar in Eli’s dagen, God deed er volkomen het zwijgen toe, toen de Heere Jezus van God verlaten werd en Hij uit heeft geroepen: Eli, Eli, lama sabachtani. Opdat een ontrouwe Eli in de verwondering van het “mijn God” terecht mag komen.
Nee, een ruim sterfbed had Eli niet. Maar toch is hij in Gods genadearmen gevallen. En daar mag hij nog in liggen. Om Jezus wil. Uit genade alleen. Door U, door U alleen, om het eeuwig welbehagen. Zalig worden wordt een wonder voor iedereen. En als het geen wonder wordt, worden we niet zalig. Dan blijven we buiten, met Hofni en met Pinehas. Amen
Voorstel van eventueel te zingen psalmen:
89:13 en 14
98:2
78:30, 31, 32
106:4
51:2 en 3
52:6 en 7
25:8 en 10
Schriftlezing: heel 1 Samuel 3