2 Kronieken 30:8 'geeft den HEERE de hand' ds. G.R. Procee

Leespreek over:

2 Kron. 30:8,

Verhardt nu ulieder nek niet, gelijk uw vaderen; geeft den HEERE de hand, en komt tot Zijn heiligdom, hetwelk Hij geheiligd heeft tot in eeuwigheid, en dient den HEERE, uw God; zo zal de hitte Zijns toorns van u afkeren.

En dan bijzonder de woorden: geeft den HEERE de hand.

Liturgie:

 

Psalm 95: 2, 4

Psalm 138: 4

Psalm 57: 2, 5

Psalm 143: 6, 10

Psalm 18: 10

2 Kronieken 30: 1-13

G.R. Procee, Middelharnis.

Koning Hizkia was een godvrezende koning. Hij begon te regeren toen hij 25 jaar oud was. Hij regeerde 29 jaar in Jeruzalem en deed dat wat goed was in de ogen van de Heere. Hij roeide de afgodendienst uit. Hij herstelde de tempeldienst. Hizkia stelde de viering van het Pascha weer in, dat was jaren lang verwaarloosd geweest. Toen nodigde Hizkia geheel Israël om naar Jeruzalem te komen om daar het pascha van de Heere in de tempel te vieren. Hij zond boodschappers uit in Juda en In heel het land van Israël, in het tienstammen-Rijk.

Hizkia zond zijn boodschappers uit vanaf Bersheba in het zuiden tot Dan in het noorden. Deze boodschappers verkondigden wat wij lezen in 2 Kron. 30:8, Verhardt nu ulieder nek niet, gelijk uw vaderen; geeft den HEERE de hand, en komt tot Zijn heiligdom, hetwelk Hij geheiligd heeft tot in eeuwigheid, en dient den HEERE, uw God; zo zal de hitte Zijns toorns van u afkeren.

Wij vinden hier de uitdrukking: Geeft de Heere de hand. Dat is de tekst voor de prediking in deze dienst. Dit is een mooie uitdrukking en het is heel persoonlijk, toen, maar ook voor u en voor jou en voor mij vandaag. In deze tekst roept de Heere ons heel persoonlijk. Daarom luister: geef de Heere de hand en komt tot Zijn heiligdom. Geef de Heere de hand. 1. Afhankelijkheid van God. 2. Kennis aan God. 3. Vertrouwen op God.

  1. Afhankelijkheid van God. Wanneer wij de Heere de hand geven, dan betekent dat niet dat wij de Heere een handje zouden moeten helpen. Dat kunnen we bij onze buurman doen en dan helpen wij hem. Dat is niet de bedoeling hier. God heeft onze hulp niet nodig. Wij hebben Zijn hulp nodig, wij hebben Hem nodig en dat voor alles. Zonder Hem kunnen wij immers niets doen.

Geeft de Heere de hand.

Wij mensen geven elkaar een hand als een groet. We wensen, dat de ander het wel zal gaan. Dat is de bedoeling van een hand geven. Is dat de betekenis hier? Alsof wij God een hand geven als een groet, zoals bij mensen? Nee, dat is niet de bedoeling. Wij kunnen zo geen hand geven aan de Heere. Wij moeten voor de Heere neervallen in het stof en Hem belijden als Heere. Wij naderen niet tot God zoals wij dat bij mensen doen.

Wat betekent dan deze uitdrukking: Geeft de Heere de hand. Dan moeten we denken aan iets wat wij doen met kleine kinderen. We nemen een klein kind naar buiten voor een wandeling en dan houdt u dat handje vast. U vertelt aan dat kleine kind: houd mijn hand maar vast. Dat kind laat zichzelf door u leiden. Dat kind onderwerpt zich aan uw leiding.

Dat wordt hier bedoeld met de uitdrukking: Geeft de Heere de hand. Het betekent uzelf loslaten en u laten leiden door de Heere. Het wil zeggen niet naar eigen wil optreden, maar gehoorzaam te zijn aan God en aan Zijn Woord. Geeft de Heere de hand betekent dat wij met Hem gaan wandelen, dat wij met de Heere door het leven gaan. Daar bent u afhankelijk van God.

U ziet deze uitdrukking vaker in de Schrift. Zo in 1 Kron. 29:24, En al de vorsten, en helden, ja, ook al de zonen van den koning David, gaven de hand, dat zij onder den koning Salomo zijn zouden. Daar vindt u dezelfde uitdrukking: Zij gaven hun hand aan koning Salomo. Datzelfde vinden wij ook in Ezra 10:19. Daar was het volk van Israël ongehoorzaam geweest aan God, omdat zij heidense vrouwen getrouwd hadden en dan lezen wij: En zij gaven hun hand, dat zij hun vrouwen zouden doen uitgaan. Dat wil zeggen dat zij zichzelf gaven om trouw en gehoorzaam te zijn aan de Heere. Ze gaven zichzelf om met God te wandelen.

Wanneer een kind zichzelf laten leiden en het bij de hand genomen wordt, dan blijft het niet waar het is. Het wordt ergens naartoe meegenomen. Het wandelt met iemand. Wanneer deze overgave aan de Heere er is, wanneer we ons hand aan de Heere geven, dan betekent het met Hem te wandelen. En dit is nu belangrijk in ons leven. Wij moeten met God wandelen.

Wij moeten weten in ons leven wat het is om onszelf kwijt te raken aan de Heere. Wij hebben het nodig dat God onze hand neemt en dat Hij ons meeneemt op een reis met Hem. En dan zal het einde van die reis zijn, dat u bij Hem zult zijn in de hemel in heerlijkheid. Maar wanneer u God niet de hand geeft en u uzelf niet gewonnen geeft aan de Heere, dan gaat u verder, zonder God en dan zullen anderen u bij de hand grijpen en meenemen en u zult in het ongeluk terechtkomen. U zult eeuwig omkomen. Deze eenvoudige tekst is zo noodzakelijk en essentieel voor een ieder van ons: geef uzelf gewonnen aan de Heere. Geeft de Heere uw hand. Wandel aan Zijn hand. Dan bent u veilig.

In vele plaatsen in Gods Woord vinden wij de oproep dat de mens moet wandelen met God. We zien dat al toen God aan Abraham riep Hem te volgen en wij lezen dan in Genesis 17:1, Als nu Abram negen en negentig jaren oud was, zo verscheen de HEERE aan  Abram, en zeide tot hem: Ik ben God, de Almachtige! Wandel voor Mijn  aangezicht, en zijt oprecht! Abraham werd tot bekering geroepen en dat was niets anders dan gaan wandelen met God.

De wet van Mozes verplichtte het volk Israël om te wandelen met God, Deut.8:6, En houdt de geboden des HEEREN, uws Gods, om in Zijn wegen te wandelen, en om Hem te vrezen. Eén van de zegeningen van de regering van de Messias is dat de heidenen zouden wandelen in de wegen van de Heere, Micha 4:2, En vele heidenen zullen heengaan, en zeggen: Komt en laat ons opgaan  tot den berg des HEEREN, en ten huize van den God Jakobs, opdat Hij ons lere van Zijn wegen, en wij in Zijn paden wandelen.

De hoge en verhevene God roept ons, om ons hand Hem te geven. De Heere roept u om met Hem te wandelen. Het wandelen met de Heere moet het doel zijn van ons leven. Dan zullen we gezegend zijn, maar wanneer wij niet wandelen met God, dan zal ons leven verspild zijn en eindigen wij in eeuwige ellende.

Wat betekent het nog meer om de Heere de hand te geven om met God te wandelen? Het betekent, dat wij tot God moeten komen. Om met de Heere te wandelen en om de Heere de hand te geven, moeten wij tot God gaan. Amos 3:3 zegt ons: Zullen twee te zamen wandelen, tenzij dat zij bijeengekomen zijn?

De werkelijkheid is dat wij uit onszelf niet tot God willen gaan. Er is vijandschap tussen God en ons. Wij staan op tegen God en God is vertoornd met de zondaar. De boodschappers van koning Hizkia kwamen tot de mannen van Israël en ze zeiden: Geeft de Heere de hand. Maar de mannen van Israël wilden niet komen. In vers 10 lezen wij dat zij de boodschappers uitlachten. Ze wilden zichzelf niet verootmoedigen, want er was vijandschap tussen God en hen. Ze vonden dat God Zich bemoeide met hun leven en dan willen zij niet.

Zo zijn wij nu ook. Wij horen de geboden van God en we gaan er tegen in en we doen wat we zelf willen. Wij denken het daarbij beter weten dan God. We willen onze eigen zin doordrijven. Zo komen wij niet tot God. We leven in vijandschap en opstand tegen Hem. Wanneer het zo blijft, dan blijven wij ook onder de toorn van God. Joh. 3:36, die den Zoon  ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft  op hem. Dit is zo werkelijk, dat Paulus zegt in Efeze 2:3, dat de van nature kinderen van Gods toorn zijn. Zo worden we geboren. Wij zijn van nature zonder God en zonder Christus. En als wij zo blijven doorleven, dan is God bezig ons klaar te maken voor wat Rom. 2:5 noemt de dag des toorns.

Ons verstand en dat is het beste van de mens, is vijandig tegen God. Wij zijn niet gewillig om God de hand te geven om met Hem te wandelen.  Wij rebelleren tegen Hem en dan zal de godsdienst die we hebben, niets anders zijn dan schijnheiligheid en gevlei. Wij menen dat wij God kunnen vleien en tevreden stellen met mooie woorden. Maar de werkelijkheid is, dat wij vervreemd zijn van God. Zie maar naar het verschil tussen Christus en de mens.

In Christus is er licht en er is geen duisternis in Hem, terwijl wij allen in duisternis zijn en er geen licht in ons is. Hij is de levende God en wij zijn dode zondaren. Hij is heilig en heerlijk, maar wij zijn verdorven en afzichtelijk. Hij is liefde, maar wij vol met haat. Er is geen overeenstemming tussen deze beiden. Daarom zou de mens uit zichzelf nooit komen tot God. Is daarmee alles afgelopen? Is dan alles verloren voor de mens? Nee, God is rijk in barmhartigheid en Hij heeft Zijn Zoon geschonken als een volkomen Betaling voor de zonde. Christus heeft vrede bewerkt. Efeze 2:16 zegt dat hij de vijandschap in Zijn eigen lichaam gedood heeft aan het kruis. Hij nam de vijandschap van zondaren op Zichzelf en liet Zichzelf kruisigen.

Zo heeft Christus de oorzaak van onze vijandschap weggenomen, dat is de zonde en de vloek van de wet. Hij geeft verzoening voor onze ongerechtigheid. Hij werd tot een vloek gemaakt en dat in de plaats van Zijn volk. Hij overwint hem, die deze vijandschap wil bevorderen, de duivel. Met Zijn eigen Bloed heeft Hij betaling gedaan voor de zonde. Wanneer verzoening heeft plaatsgevonden, legt God Zijn vijandschap tegen de zondaar af en Hij gaat verder om de vijandschap van onze kant ook weg te nemen, om zo de zondaar concreet te verzoenen met God.

Deze verzoening ligt in Christus. De vertoornde Rechter, God, kan u een liefhebbende God en Vader zijn in Christus Jezus. Maar het is alleen maar door Christus en in Christus. Wanneer wij buiten Christus zijn, dan is het alsof wij buiten de ark zijn en dat we buiten het huis zijn waar de deurposten besprenkeld zijn met bloed, en dan komen wij om. Buiten Christus zijn wij als kaf voor een verterend vuur. Er is alleen behoud door het offer van Christus, want Hij neemt de barrières van schuld, zonde, van vloek en toorn weg.

  1. Kennis van God. Voor een zondaar te wandelen met God moeten niet alleen de barrières verwijderd worden, zodat de mens tot God zal komen, maar we moeten ook God leren kennen. U kunt niet wandelen met iemand die u niet kent. U kunt een vreemde ontmoeten en al hebt u daar geen onenigheid mee, u gaat toch niet met hem wandelen, want u kent hem niet. Wij moeten God leren kennen.

Omdat wij God niet kennen, zijn we niet gewillig om Hem de hand te geven en met Hem te wandelen. Efeze 4:18 zegt dat ons verstand verduisterd is, vervreemd van het leven met God door onwetendheid.

Hoe leren wij God kennen? God openbaart Zichzelf rondom ons in de natuur, in het groeien van planten. Wij hebben ons wezen in Hem en door Hem leven wij.

Toch is die kennis van God die we in de natuur vinden zeer beperkt. Wij kunnen God alleen maar echt leren kennen door Jezus Christus. 1 Joh 5:20, Doch wij weten, dat de Zoon van God gekomen is, en heeft ons het verstand gegeven, dat wij den Waarachtige kennen. Joh. 1:9, Dit was het waarachtige Licht, Hetwelk verlicht een iegelijk mens, komende in de wereld.

Echte kennis van God komt tot de mens door Christus. Hij verlicht het verstand, want Joh. 1:18 Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, Die in den schoot  des Vaders is, Die heeft Hem ons verklaard. Deze kennis komt door Christus alleen. Deze kennis verkrijgen wij uit het Woord van God. Want de Schrift getuigt van Hem.

Uit zichzelf kent de mens God niet en hij kan God niet kennen uit zichzelf. Daarom zegt de Heere Jezus tot de farizeeën in Joh. 5:37 Gij hebt noch Zijn stem ooit gehoord, noch Zijn gedaante gezien. Het is alleen de Heere Jezus die God in Zijn liefde, barmhartigheid, genade en kracht heeft bekendgemaakt. Christus heeft ons God geopenbaard in Zijn Woord, in zowel het O.T. en het N.T. Zijn Heilige Geest is nodig om ons verstand te verlichten wanneer wij de Bijbel lezen.

Zo leren wij wie God is en zo herkent u de waarheid van Gods Woord in uw eigen leven. U ervaart dat God een God is van liefde, genade en barmhartigheid en dat Hij een God is van kracht, Die verlossing geeft. De Geest van Christus past de woorden van Christus toe aan uw hart en u begint te leren wie God is. Dan wordt Hij dierbaar voor u. Dan verlangt u dat Hij u bij de hand zal nemen en dat u zou mogen wandelen met zulk een God, die zo liefelijk, goed en gezegend is.

Wanneer wij God leren kennen, dan wijst Hij ons op Zichzelf en dan zien wij dat Hij de weg is, waarop wij moeten wandelen. God had aanvankelijk voor ons een goede weg geopend om in te wandelen. Dat was de weg van gehoorzaamheid aan Zijn geboden en dat was de weg geopend voor Adam en Eva.

Maar die weg hebben wij afgesloten voor onze ongehoorzaamheid. We kunnen die weg van volkomen gehoorzaamheid nooit meer opgaan. Die weg is overgroeid met dorens en distels. U komt er niet doorheen. Zo heeft de Heere een nieuwe weg voor ons geopend, waarlangs wij gemeenschap met God mogen hebben.

Die weg is Christus. Christus heeft een nieuwe en levende weg geopend in het heiligdom van God. Hij is Zelf die weg. Want Hij zegt: Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven. Niemand komt tot God dan door Hem.

Dit is een nieuwe weg, want de oude weg is buiten gebruik geraakt. Alle gemeenschap met God en alle invloeden van liefde, barmhartigheid, genade, vreugde, geloof en gehoorzaamheid aan God zijn allemaal alleen in en door Christus.

Met Hem te wandelen is Hem te kennen als uw Middelaar, en als uw Profeet om u te onderwijzen. Dan kent u Hem als uw Priester, die verzoening doet voor uw zonden. Dan kent u Christus als uw Koning om u te leiden. U moet begrepen zijn in Christus. Hij wordt alles voor u. Hij wordt uw kracht, uw vreugde, uw God. Want wanneer u ziet in het aangezicht van de Heere Jezus, dan ziet u God. U wandelt in gemeenschap met God. Er is een levende band met Christus. Hij is de weg om in te wandelen.

Maar om te wandelen hebt u ook kracht nodig. U kunt op een weg staan maar dat u er niet op kunt lopen, omdat u geen kracht hebt. Wij zijn zo zwak, wij hebben kracht nodig van God. In Joh. 15:5 lezen wij dat Christus zegt dat wij zonder Hem niets kunnen doen. In onszelf zijn wij zwakkelingen. Zonder de kracht van Gods Heilige Geest, zult u van de weg afraken. Er zijn verleidingen die u verlokken. U ontmoet weerstand van de boze en u hebt te maken met de zwakheid van uw eigen vlees. Gemakkelijk zou u neervallen, ook na uw bekering, en dat u het wandelen op zou geven en wegvallen.

Wie kan u helpen? Niemand in de hemel of op de aarde kan u kracht geven, behalve Christus. Alle kracht om te wandelen met God komt van Christus. Filip 4:13, Ik vermag alle dingen door Christus, Die mij kracht geeft. Wij hebben geen kracht in onszelf, maar in Christus kunnen we moedig zijn als een leeuw, sterk als Simson. In de kracht van Christus kunnen wij elke weerstand overwinnen, zodat wij in Hem meer dan overwinnaars zijn en dat is omdat wij vanuit Zijn volheid ontvangen genade voor genade.

Vanuit Christus stroomt Gods genade, liefde en kracht, waardoor ik als kind van God kracht krijg om opgetild te worden als het ware op de vleugels van een adelaar om zo aan God verbonden te worden. Zo word ik gebracht tot het wandelen met God. De Heere Jezus versterkt met het dagelijkse manna van Zijn Woord. Hij ondersteunt Zijn kinderen in de wedloop die hen voorgesteld is en Zijn kracht is meer dan genoeg.

  1. Vertrouwen op God.

Om de Heere de hand gegeven en met Hem te wandelen door het leven, hebt u het nodig om op de Heere te vertrouwen. Dat kenmerkt het leven met Christus. Gods kinderen kunnen aangevallen worden met de herinnering aan hun zonden. Ze kunnen aangevochten worden met twijfels en angst. Ze zien hun eigen mislukkingen en daartegenover zien ze de heiligheid van God. Ze kunnen terneer geworpen worden en heen en weer geschud worden. Ze wandelen soms in de duisternis en ze vragen zich af: Hoe zal ik ooit kunnen bestaan voor God? Ze beseffen dat God een verterend vuur is en ze zien zoveel kwaad in zichzelf en dan kan een mens vrezen vanwege Gods heiligheid.

Zo heeft Mozes in de tegenwoordigheid van God gebeefd en sprak in Hebr. 12:21, Ik ben gans bevreesd en bevende. U kunt denken aan de profeet Jesaja in hoofdstuk 6 en hoe hij beefde voor de heiligheid van God. Hoe kan dan een kind van God vertrouwen ontvangen om met deze God te wandelen en om Hem de hand te geven? Dat vertrouwen wordt geschonken door het Bloed van Christus want Efeze 3:12, in Hem hebben wij de vrijmoedigheid en de toegang met vertrouwen, door het geloof aan Hem.

Dan staan ze niet op een afstand, zoals het volk Israël bij de berg Sinaï, maar ze naderen dicht tot de Heere God en dat zelfs met vrijmoedigheid en dat is alleen maar door het Bloed van Christus. Christus stond in de scheur tussen God en de mensen. Hij droeg de toorn van God en Hij spijkerde de zonden van Zijn volk vast aan het kruis. En nu heeft God genade voor hen die in Christus zijn.

Zielen die heen en weer geslingerd worden, mogen op de Heere Jezus zien. Christus heeft door Zijn offer de schuld van de zonde weggenomen en Hij stilt het geweten. Hij schenkt de Geest van de aanneming tot kinderen Gods, waardoor zij roepen: Abba, Vader. Ze hebben vrijmoedigheid om te gaan en te wandelen met God, want door Christus zien ze op het vriendelijk aangezicht van een liefhebbende God.

Wanneer ze dat vertrouwen hebben, zullen ze ook hetzelfde doel in het leven hebben, dan wordt deze God hun doel, hun verwachting. Wanneer twee samen wandelen en ze willen in tegenovergestelde richting gaan, dan werkt dat niets uit. Maar wanneer u dat vertrouwen op deze God hebt, dan hebt u één verlangen en hetzelfde doel. En wat is dan dat doel? Het is de eer en de heerlijkheid van God. Dan willen zij wandelen met dit doel, dat God en Zijn Woord verheerlijkt worden.

Dat is het doel van alles, dat God groot gemaakt wordt en dat wij op Hem vertrouwen en op Zijn Woord steunen en door Zijn verzoening volkomen vertrouwen hebben. Dan verlangt u om Christus meer en meer te kennen. Dan begeert u dat voor alle dingen Christus verheerlijkt wordt in uw leven. Deze mensen verlangen dat God hun hart zou vernieuwen en hun leven zou vullen met Zichzelf. Ze verlangen dat ze mogen gelijkvormig worden aan het beeld van Christus en zo zullen ze werkelijk God verheerlijken en zo mogen in dat vertrouwen op God leven.

En dat komt omdat Gods liefde in hun harten uitstort voor Hem. Ze krijgen Hem lief. Ze willen Hem meer en meer liefhebben. Ze verlangen ernaar dat Zijn Naam verheerlijkt wordt. Het gaat niet om eigen eer, maar om Hem, Die hen liefgehad heeft en die Zichzelf voor hen gegeven heeft. Hij moet verheerlijkt worden.

Dat zal ook de hemel zijn, wanneer Jezus in hen leeft en wanneer alles wat ze doen gericht mag worden op het verheerlijken en loven van God. Dan wordt hun hart verenigd tot de vreze van Zijn Naam. En wanneer ze dat niet doen, ontstaat een verdriet. Ze belijden dat ze de Heere niet liefhebben zoals zou moeten. Dan belijd jij, dat je de Heere niet eert en niet op Hem vertrouwt. Dan wordt dat tot schuld.

Wanneer er waarachtig geestelijk leven is, dan schaam je jezelf voor zulk gedrag. Dan belijdt u dit voor God. En dan zendt de Heere Zijn Geest om verder te leiden en om hen te verzekeren, dat de dag zal komen, wanneer zij hun verlangen zullen ontvangen. Het doel zal bereikt worden. God zal verheerlijkt worden in hun leven en dat voor eeuwig. Dan zullen ze Hem volkomen liefhebben zonder zonde en zonder enig gebrek. Dat is nu hun levensdoel geworden, en dat vloeit allemaal voort uit dat vertrouwen op God.

Wanneer een mens de Heere de hand geeft, wordt die mens volkomen afhankelijk van God. Daarnaast leert hij God kennen en daarbij leert hij ook God vertrouwen. Dan gaat u uzelf en u helemaal verlaten op God. Dat is het wat koning Hizkia geleerd had in zijn leven. Dat is het geheim van deze godvrezende koning.

Dat is ook het geheim van allen, die de Heere hebben leren lief krijgen en die met God te leren wandelen. Zij die de Heere de hand geven, zijn afhankelijk geworden van God en leren deze God al meer kennen, ze worden vertrouwd met God. Dat is zo rijk. Dan kan het niet anders maar dan vertrouwt u op deze God en zo leert u te wandelen in een nieuw godzalig leven met God.

Dat was het geheim van koning Hizkia. En dat gunde hij nu aan heel het volk Israël. Daarom liet hij de gezanten niet alleen door het 2 stammen-Rijk gaan maar ook door het 10 stammen-Rijk. Want een ieder moet het horen. Want de liefde van Christus dringt mij en wetende de schrik des Heeren wil ik de mensen bewegen dat het geloof. Ik wil hen ertoe bewegen dat ze God de hand geven en dat ze tot Zijn heiligdom komen.

Zo leefde koning Hizkia. Hoe leeft u? Hoe leef jij? Jullie jonge mensen, wat betekent het leven van koning Hizkia concreet voor jullie persoonlijk en voor ons allemaal? Het moet dit zijn, dat je concreet leert wandelen met God. Dat je de Heere de hand geeft. Dat betekent loslaten van jezelf, van je eigen mening en zelfs van je eigen wijsheid en je eigendunk en dat er overgave komt aan Christus. Is dat het geval in je leven? In het leven met Christus verdwaal je nooit, maar de weg van de goddeloze zal vergaan. Wie zijn leven vasthoudt, die zal het verliezen.

Onze doop roept ons allen op om de Heere de hand te geven. Ja, zegt iemand, dat kan ik niet. Dat is waar en zo ga je helemaal verloren, maar wat jij niet kunt dat kan God wel en dat wil Hij ook doen. Ondanks al de hardheid van je hart mag je komen en eerbiedig knielen en vragen Heere: Neem mijn leven en laat mij wandelen met U.

En het is de Heere Jezus Zelf, Die hier staat en zegt: er is alleen maar leven in Mij. Maar de weg van hen die Mij buiten hun leven houden, die zal vergaan.

Een sneltrein dendert door de nacht over een spoorbrug, maar midden op die brug is er een groot gat met een gapende afgrond en in de nacht dendert de trein recht op dat gat af. De machinist ziet het op het laatste moment, maar het is te laat, en de hele trein stort naar beneden in de diepte. Zo vergaat het degene die leeft zonder Christus. Daarom: Geef de Heere de hand, jouw hand. AMEN.