Predikatie ds. A. J. T. Ruis Hoe Immanuël Jozef bewaart in het huis van Pótifar
1
Predikatie ds. A. J. T. Ruis
Locatie: Christelijke Gereformeerde Kerk te Damwoude
Datum: zondag 21 juli 2013, 14.00
Votum en groet
Zingen Psalm 25 vers 7
Geloofsbelijdenis
Zingen Psalm 105 vers 10
Schriftlezing: Genesis 39 vers 1 tot 12
Gebed
Zingen Psalm 119 vers 5 en 19
Tekst: Genesis 39 vers 6b en 7 en 12:
6b.En Jozef was schoon van gedaante en schoon van aangezicht.
7. En het geschiedde na deze dingen, dat de huisvrouw zijns heren haar ogen op Jozef wierp; en zij zeide: Lig bij mij.
12 En zij greep hem bij zijn kleed, zeggende: Lig bij mij. En hij liet zijn kleed in haar hand en vluchtte, en ging uit naar buiten.
Wie gemeente de wat oudere preken leest die in en buiten ons kerkelijke leven verschenen zijn, kan de uitdrukking zomaar een keer aantreffen: sirenenzang. Wat is dat? Dat is een uitdrukking die teruggaat op één van de verhalen die de oude heidense Grieken aan elkaar vertelden want de Grieken vertelden dat ergens in de zee het vasteland en de eilanden van Griekenland omspoeld, een eilandje te vinden is, een rots en op die rots zouden verschrikkelijke wezens wonen in de gedaante van een vrouw en een roofvogel. Maar die verschrikkelijke wezens die zouden een betoverend mooi gezang laten horen aan alle varenden die daar met hun schip langskwamen. En een ieder die dat gezang hoorde werd zó betoverd door dat onweerstaanbare gezang dat hij zo overboord sprong in het water of het schip richtte in de richting van die rots en op de klippen te pletter sloeg. Onweerstaanbaar schoon en tegelijkertijd dodelijk gevaarlijk: sirenenzang. Wel dat is wat Jozef dag in dag uit hoort in het huis van Pótifar. Elke dag hoort hij daar sirenenzang. Iets wat hem in een bepaalde zin aantrekt en in een bepaalde zin onweerstaanbaar is. En tegelijkertijd dodelijk gevaarlijk. En nu vertellen die oude Grieken dat er niemand was die weerstand kon bieden aan de zang van de sirenen maar Jozef blijft in het huis van Pótifar staande. Hoe kan dat? Omdat er in vers 2 van Genesis 39 staat: en de Heere was met Jozef. Dat is het geheim: de Heere met Jozef. En als u dat hoort en enigszins bekend bent met de Namen die de Heere Jezus draagt dan doet dat eigenlijk als vanzelf denken aan die schone Naam Immanuël: God met ons. De Heere met Jozef! Daar hebt u het geheim hoe Immanuël Jozef bewaart in het huis van Pótifar. En daar denken we over na aan de hand van 3 gedachten:
Hoe Immanuël Jozef bewaart in het huis van Pótifar
- Jozef verzocht door de zonde (vers 7)
- Jozef vechtend tegen de zonde (vers 8-10)
- Jozef vluchtend voor de zonde (vers 11-12)
Jozef verzocht door de zonde:
Predikatie ds. A. J. T. Ruis Hoe Immanuël Jozef bewaart in het huis van Pótifar
2
Jozef is gemeente in het huis van Pótifar. Hoe komt hij daar? Dat weten de kinderen wel. Jozef is verkocht door zijn broer naar Egypte. Maar waarom hebben de broers dat gedaan? U kunt in bepaalde kinderbijbels vaak tegenkomen dat Jozef een onuitstaanbaar iemand geweest moet zijn voor zijn broers en dat ze daarom een hekel aan hem kregen. Maar dat is niet de verklaring voor de vijandschap van Jozefs broers. De verklaring voor die vijandschap is dat God tot Jozef had gesproken door de dromen. En dat Jozef bij Dat Woord van de Heere en uit Dat Woord van de Heere wilde leven. Jozef vreesde de Heere en zijn broers niet. Die zeggen wel: wij zijn vroom, maar ze zijn het niet. En dat roept vijandschap op. Ze verkopen Jozef naar Egypte. En dan komt Jozef dus in het huis van Pótifar. Een belangrijke Egyptenaar, iemand die leiding gaf aan de trawanten, de lijfwachten van de Farao. En dan krijgt Jozef daar een belangrijke taak want hij wint het vertrouwen van Pótifar en hij wordt gesteld over het hele huis. Dat betekent: Jozef krijgt de leiding over heel het huis van Pótifar, een verantwoordelijke taak. En dan zijn we bij het begin van onze tekst want daar lezen we aan het slot van vers 6: want Jozef was schoon van gedaante en schoon van aangezicht. Die twee woorden worden ook gebruikt voor Jozefs moeder: Rachel: schoon van gedaante, dat betekent: van lichaamsbouw. En schoon van aangezicht: van aanblik. Dat geldt voor Jozefs moeders en dat geld ook voor Jozef. Wat moeten we daarvan zeggen? Wel allereerst dat schoonheid een gave van God is. Jazeker zo spreekt de Bijbel daar ook over. Maar dat datgene wat de Heere aan gaven schenkt door de duivel heel vaak wordt gebruikt als een valstrik en dat geldt zeker ook voor de lichamelijke schoonheid. Wat heeft de duivel lichamelijke schoonheid en lichamelijke aantrekkingskracht al vaak gebruikt als een middel om mensen tot zonden te verleiden. Om mensen tot overspel te verleiden. Om mensen van de dienst van de Heere af te brengen, van de kerk af te brengen, van Zijn Woord af te brengen. Jozef schoon van gedaante, schoon van aangezicht. En dan staat er aan het begin van vers 7: En het geschiedde na deze dingen, dat de huisvrouw zijns heren haar ogen op Jozef wierp. Nee dat betekent niet dat ze zomaar even naar Jozef keek. Dat heeft ze ook wel gedaan, daar is het mee begonnen, met een onschuldige eerste blik. Maar gaandeweg zijn er in haar leven meer blikken op Jozef gekomen, die Hebreeuwse slaaf, die dienaar in het huis van haar man ging haar boeien. Ze ging erover nadenken en ze keek opnieuw naar hem en weer naar hem. En in haar hart vlamt de begeerte op. En als er nu in onze tekst staat: en ze wierp haar ogen op Jozef, dan betekent dat: ze werpt haar ogen vol begeerte op Jozef! Haar ogen zijn, zoals later de apostel Petrus het later in de tweede brief zal schrijven, vol overspel. Ze wierp haar ogen op Jozef. Zonde begint vaak met een blik. Dat was in het paradijs in zekere zin zo. In ieder geval heel vroeg is daar die blik: en de vrouw zag de vrucht aan. Maar vandaag de dag nog steeds. Zonde begint zo vaak met de blik. Inderdaad een eerste onschuldige blik die je niet had kunnen verhinderen maar daarna nog een blik waar de onzuiverheid inkomt en niemand ziet het behalve God, niemand weet het behalve God. Een onzuivere blik, een begerige blik, een zondige blik. En dan zijn we bij de vrouw van Pótifar en bij het woord van de Heere Jezus: wie een vrouw aanziet om haar te begeren, wie een man aanziet om hem te begeren, die heeft al al overspel in zijn of haar hart gedaan. Daarom is het zo nodig om waakzaam te zijn. Onze ogen zijn de vensters waardoor de zonden binnenkomt. Onze ogen zijn de fakkels die het vuur van de begeerte aansteken. En daarom bid de Psalmdichter in 119: wend, wend mijn oog van de ijdelheden af. Daarom lezen we van Job in hoofdstuk 31 dat hij een verbond met zijn ogen had gemaakt, iedere dag opnieuw. Wat is dat nodig om tegen elkaar te zeggen: zonde begint zo vaak met een blik maar
Predikatie ds. A. J. T. Ruis Hoe Immanuël Jozef bewaart in het huis van Pótifar
3
het gaat van kwaad tot erger. En wie buigt zijn knieën en bid: Heere, Heere wend mijn oog van de ijdelheden af!?
En dan zegt die vrouw aan het slot van vers 7: lig bij mij. Ja Calvijn zegt: dat is alleen maar een samenvatting die Mozes hier onder inspiratie van de Heilige Geest geeft van alles wat die vrouw heeft gedaan. Want die vrouw zal het er op allerlei manieren op toegelegd hebben om Jozef tot overspel te verleiden. Maar uiteindelijk breekt haar begeerte zich schaamteloos baan en dan doet ze dat schaamteloze voorstel: lig bij mij. Die vrouw is haar zelfrespect ook helemaal kwijt. Maar belangrijker: die vrouw is een slavin van de zonde. Dat is het beeld wat we hier voor ogen krijgen. Dit is nu een vrouw van wie de apostel Paulus later zou zeggen: ze wandelt naar het vlees. Het vlees zit in haar leven op de troon. Ze leeft voor maar één ding: lichamelijk genot. En zo reist ze naar de grote ontmoeting met God. Lig bij mij. Dat is een verzoeking geweest voor Jozef gemeente. Moet u het zich even voorstellen. Jozef hoe is hij eraan toe op dat moment? Een jongeman van een jaar of 20, niet getrouwd en dan bied een vrouw zich aan hem aan. Niemand om hem heen die hem kent, zijn Godvrezende vader is ver weg. Niemand die hem ziet. En dan iedere dag opnieuw die roep. Want vers 10 zegt dat ze Jozef dag op dag aansprak, iedere dag weer die roep: Jozef lig bij mij, pleeg overspel met mij! Dat is een verzoeking geweest. En achter de verzoeking van die vrouw staat de verzoeking van de duivel. De duivel die Jozef zal hebben opgezocht, niet alleen overdag als die vrouw voor hem stond maar ook `s avonds als Jozef op zijn slaapkamer ligt en hij de beelden van die vrouw weer voor zich ziet en hij haar stem weer hoort fluisteren: Jozef lig bij mij! En dan zegt de duivel het: toe nou Jozef, doe dat toch! Toe Jozef wie zal dat ooit weten? Wie zal daar ooit achter komen? En als Jozef dan `s avonds die beelden van de zonde weer voor zich ziet waar hij zich niet aan heeft kunnen onttrekken, dan sist de duivel het hem toe: morgen Jozef, morgen is ze er weer en geef maar toe! Kijk dat is de verzoeking van Jozef in Egypte: verzocht door de zonde. En hoe zal Jozef staande blijven? Een dag misschien of twee dagen of een week of een maand. Maar als dat dag in, dag uit doorgaat, hoe zal Jozef staande blijven? Hoe zal u staande blijven en hoe zal jij staande blijven? Want gemeente wij leven in een wereld die vol is van allerlei verzoeking. En van alle kanten komt de verzoeking op ons af: toe maar, doe het maar, lieg maar, doe maar mee met die roddel, steel maar, grijp maar naar die fles en drink maar! Klik maar aan op je computer of op je mobieltje! En als je op vakantie bent, doe het maar en ga maar want niemand die het ziet! Zal je één ding niet vergeten? Bij al die verleidingen van de zonde die zich aan je voordoen en die zich aan je opdringen op wat voor manier dan ook en in de vorm van welke zonde dan ook, andere zonden dan de zonde van Jozef of de zonde tegen het 7de gebod waarvan één van de oude schrijvers zegt: dat is de scepter in de hand van de vorst der duisternis. Daar regeert hij mee. Daar heeft hij mensen mee in zijn macht en daar hoeft hij maar mee naar mensen te wezen. Maar zul je één ding niet vergeten? Als die zonde zich in al zijn aantrekkelijkheid aan je opdringt, aan u opdringt, als daar die verleidelijke stem klinkt, misschien wel letterlijk van die man of van die vrouw, als het je toegeroepen wordt vanuit allerlei reclame en vanaf je computer en vanaf je mobiel: lig bij mij! Zul je niet vergeten dat achter die fluisterzachte stem van de verleiding de schorre, hese stem van de vorst der duisternis klinkt die het zegt: lig bij mij in de vlammen van de eeuwige verlorenheid!? En daar is de duivel op uit en daar gebruikt hij de zonde voor: lig bij mij in de eeuwige verlorenheid! Verzocht door de zonde. In de tweede plaats:
Predikatie ds. A. J. T. Ruis Hoe Immanuël Jozef bewaart in het huis van Pótifar
4
Jozef vechtend tegen de zonde:
Want hoe reageert Jozef als die verzoeking, als die verleiding op hem afkomt? Hoe zal een mens staande blijven te midden van de verzoekingen? Wel dan lees ik aan het begin van vers 8: maar hij weigerde het. Dat is het eerste. Jozef laat een heel duidelijk en heel krachtig: nee, horen tegen de zonde. Jozef weigerde het. Nee Jozef gaat niet spelen met de zonde. Jozef gaat er niet een klein stukje op in om te denken op een bepaald moment: dan zal ik wel weer afstand nemen. Want Jozef weet het: spelen met de zonde dat is spelen met een handgranaat. Kinderen die aan het spelen zijn en in hun spel vinden ze ergens een handgranaat uit de tweede wereldoorlog. Spelen met de zonde is spelen met een handgranaat of spelen met een giftige slang. En als je ermee speelt dan zal hij je doden. En daarom: de zonde, in wat voor vorm die zich ook aan je opdringt, ook in de vorm van gedachten, Jozef weigerde het. Jozef doet nog iets. Want ik lees verder in vers 8: Jozef zeide tot de huisvrouw zijns heren. En dan gaat Jozef een aantal redenen naar voren brengen waarom hij in deze zonde niet wil vallen. Daar ligt ook een leerzame les in. Als de zonde zich keer op keer in een bepaalde vorm aan u of jou opdringt, bedenk dan biddend redenen tegen die zonde. Dat doet Jozef hier. Wat dat betreft ligt er heel praktisch onderwijs in onze tekst. En dan moet u eens horen waar Jozef op wijst. Dan zegt hij allereerst: ik heb zoveel vertrouwen gekregen van mijn meester. Vers 8: Zie, mijn heer heeft geen kennis met mij, wat er in het huis is; en al wat hij heeft, dat heeft hij in mijn hand gegeven. Mijn heer Pótifar heeft mij zoveel vertrouwen gegeven dat ik hier zomaar in dit huis mag omwandelen en dat u o vrouw van Pótifar mij zomaar kan aanspreken. En zal ik dat vertrouwen dat ik gekregen heb van mijn heer beschamen? Verre daarvan! Laten we dat bedenken gemeente dat als een mens zondigt hij in het zondigen ook het vertrouwen van anderen beschaamd. Dat geldt voor allerlei zonden maar dat geldt zeker ook voor zonde tegen het 7de gebod. Vertrouwen beschamen van je ouders als je nog thuis woont zeker en anders ook trouwens. Verschouwen beschamen van je man of vrouw als je getrouwd bent. Vertrouwen beschamen van anderen die je lief zijn. Dat is een argument, een reden die Jozef aanvoert tegen de zonde. Ik heb zoveel vertrouwen ontvangen, zou ik dat dan doen? Het tweede waar Jozef op wijst: zijn verantwoordelijke positie: niemand is groter in dit huis dan ik, en hij heeft voor mij niets onthouden dan u. Jozef zegt het als het ware: ik heb zoveel verantwoordelijkheid gekregen van mijn meester, van Pótifar en zou ik die verantwoordelijke positie en in die verantwoordelijke positie nu zondigen? Zal ik kwaad doen? Ook dat is iets wat we hebben te bedenken: dat we altijd in een bepaalde verantwoordelijkheid staan tot anderen. U staat als u ouder mag zijn in verantwoordelijkheid tot uw kinderen. Als u grootouder mag zijn in verantwoordelijkheid tot uw kleinkinderen. Als je een andere verantwoordelijkheid hebt in de kerk of daarbuiten in de maatschappij dan zondig je niet goedkoop. Nee je zondigt nooit goedkoop maar dan zondig je ook voor het aangezicht van, noemt u maar op: kinderen, kleinkinderen, gemeenteleden. Een argument tegen de zonde.
Jozef wijst nog op iets, een derde reden. Hij wijst op het huwelijk tussen Pótifar en zijn vrouw, want ik lees in het midden van vers 9: daarin dat gij zijn huisvrouw zijt. Dat zegt Jozef eigenlijk heel fijnzinnig. Niet bot en toch heel duidelijk tegen die vrouw van Pótifar: vrouw je bent getrouwd met een ander. Je bent getrouwd met Pótifar. Je hebt hem trouw beloofd! Het is alsof Jozef hier wijst op de instelling van het huwelijk. En onwillekeurig denken wij even aan het huwelijksformulier waar staat dat de Heere het huwelijk ook heeft ingesteld om hoererij te voorkomen. Dat is eigenlijk de strekking van de woorden van Jozef hier. Het verlangen van een man naar een
Predikatie ds. A. J. T. Ruis Hoe Immanuël Jozef bewaart in het huis van Pótifar
5
vrouw, het verlangen van een vrouw naar een man dat op zich goed is, dat de Heere Zelf in de schepping heeft gelegd, wil de Heere vervullen binnen de veilige grenzen van het huwelijk en daar alleen. En wat een zonde tegen de instelling van God is het als wij het van het huwelijk los zouden maken. Wat een zonde is het ook als we het binnen de grenzen van het huwelijk van elkaar losmaken. Als er een huwelijk ontstaat waarbij een vrouw zich zonder enige reden niet meer geeft aan de man of andersom. Daar spreekt de Bijbel ook over. Paulus schrijft het in één van zijn brieven: onttrekt u niet aan elkaar dan alleen voor een bepaalde tijd en met wederszijds goedvinden. Want als een man zich maar aan zijn vrouw onttrekt en blijft onttrekken en een vrouw aan haar man zonder dat daar een reden voor is, een duidelijke Bijbelse reden voor is, dan wordt de weg gebaand naar overspel! En Jozef zegt het: daarin dat gij zijn huisvrouw zijt.
En dan de laatste reden die Jozef noemt aan het slot van vers 9: hoe zou ik dan dit een zo grood kwaad doen en zondigen tegen God?
Hoort u dat? Dát is het belangrijkste voor Jozef. Jozef kan ook in dat Egypte waar niemand hem kent en waar niemand hem controleert, niet zondigen tegen God! Hij wil niet zondigen tegen God! De Heere Die zó voor hem gezorgd heeft, de Heere Die met hem geweest is. Jozef zegt het: hoe zou ik zondigen tegen God en zo’n groot kwaad doen? Waarom kon Jozef dat niet? Waarom kon Jozef niet zondigen in het huis van Pótifar? Omdat hij bekeerd was? Omdat hij genade had in zijn leven? Nee dat is de reden niet want u hoeft maar één hoofdstuk terug te gaan naar Genesis 38 en daar kom je Jozefs broer tegen: Juda, van wie we zeker mogen geloven dat hij ook een kind des Heeren was, en Juda had genade maar hij valt in de zonde. Weet u waarom Jozef niet kon zondigen? Omdat de vreze Gods in zijn hart leefde! Als de genade er is, met genade kan een mens zondigen, maar met de vreze des Heeren die leeft in het hart kan een mens niet zondigen! En nu staat er in Spreuken 23 een heel treffend woord. Dat is een tekst die we allemaal uit ons hoofd zouden moeten leren en boven alles aan de Heere vragen of we hem met ons hart mogen leren: zijt te allen dage in de vreze des Heeren, want de vreze des Heeren doet wijken van het kwade. En zeker, dan is het uiteindelijk zo dat Immanuël Jozef daar voor de zonde bewaart in Egypte! Dat de Heere Jozef vasthoud, in Zijn hand houdt en hem niet laat vallen en voor struikelen bevrijd. Maar de Heere doet dat doordat Hij de vreze des Heeren in het hart van Jozef had gelegd en daar liet leven, levendig liet zijn! En dan kan Jozef niet zondigen en dan wil hij niet zondigen op dit punt. Is die vreze er in uw leven? Is die vreze des Heeren er in jouw leven? Vreze des Heeren die de Heere Zelf in je hart gelegd heeft en die leeft en waardoor er ontzag en een diepe eerbied voor God mag zijn. Ook de wetenschap dat je dag in dag uit voor Zijn aangezicht leeft en dat Zijn ogen op je zijn! En een liefde voor de Heere waardoor je tegen de zonde wil strijden! Zoals Jozef het gevecht met de zonde aanging. Is die vreze des Heeren er, of niet? Want hoe moet je dan toch staande blijven? Wij leven allemaal in een wereld die boordevol verzoekingen is, hoe moet je dan toch te midden van de verleiding en de verzoeking staande blijven? O zeker, dan kun je uit kracht van je opvoeding misschien je tegen bepaalde zonden verzetten en dat is goed. Dan kan uit kracht van je geweten er een bepaalde strijd zijn. Maar hoe zul je het ooit volhouden zonder dat je het eigendom bent geworden van Immanuël: God met ons? God met ons, ook daar in het huis van Pótifar!
Predikatie ds. A. J. T. Ruis Hoe Immanuël Jozef bewaart in het huis van Pótifar
6
Jozef doet nog iets. Het eerste: hij weigerde, hij gaf een duidelijk `nee’ tegen die zonde. Het tweede: hij voerde redenen aan tegen die zonde. En dan het derde.
U moet eens even letten op hoe het in vers 10 staat: het geschiedde, als zij Jozef dag op dag aansprak en hij haar niet hoorde om bij haar te liggen en bij haar te zijn. Zo staat het er: en bij haar te zijn. Dat betekent dat Jozef niet alleen weigerde om op haar voorstel in te gaan, op haar schaamteloze, zondige voorstel, maar dat Jozef meer doet: Jozef blijft zoveel mogelijk uit de buurt van die vrouw. Jozef gaat met een grote boog om de gelegenheid tot de zonde heen. Hij vermijdde het om bij haar te zijn. Dat is ook een aansporing die vanuit de tekst tot ons komt: om de zonde te vermijden, de gelegenheid tot de zonde. Want er zijn allerlei gelegenheden waarbij we juist in de zonde kunnen vallen. Maar ga je er met een boog omheen? En die feesttent waar her bier rijkelijk vloeit en waar de zonde gevoed wordt, andere plaatsen van de zonde: discotheek, ik hoef het niet allemaal op te noemen, je kunt het wel invullen voor jezelf. Het kunnen ook plaatsen zijn waar een ander helemaal niets verkeerds in ziet, waar je voor het oog van de mensen prima kunt zijn. Maar het is een plaats die je zelf tot zonde verleid. Zult u de plaatsen van de zonde vermijden? Want op die plaatsen strekt de vorst der duisternis zijn klauwen naar je uit en roept hij het vanachter die verlokkende roep: lig bij mij, lig bij mij en kom bij mij in de eeuwige verlorenheid! Vechtend tegen de zonde. Ja en dan tenslotte onze derde gedachte:
Jozef vluchtend voor de zonde:
Als je gaat strijden tegen de zonde dan moet je er maar op rekenen dat de duivel tegen jou gaat strijden. Als u gaat strijden tegen de zonde gaat de duivel zich tegen u keren op allerlei manieren. Dat zien we in het leven van Jozef ook. En dan breekt die dag aan dat Jozef in het huis kwam, zegt vers 11, om zijn werk te doen. Dus Jozef zocht de verleiding niet op, hij gaat niet zomaar het huis in. Maar Jozef is er om zijn werk te doen. En dan is er verder helemaal niemand. En niemand van de lieden des huizes was daar binnenshuis, zegt het slot van vers 11. De enige die er ook is, is de vrouw van Pótifar. Er zijn er maar twee. En dan grijpt die vrouw van Pótifar Jozef bij zijn opperkleed en ze zegt het opnieuw tegen hem: Jozef lig bij mij! En dat is de hoogste verzoeking geweest voor Jozef in deze geschiedenis. Die vrouw zó dichtbij, ze raakt hem als het ware aan en niemand in het huis, niemand die dat ziet. En het is niet zomaar iemand die het zegt, het is de vrouw van zijn heer. De vrouw die hem streng straffen kan als hij niet op haar voorstellen ingaat. Die vrouw die hem rijk belonen als hij wel op haar voorstellen ingaat. Lig bij mij. Toe Jozef één keer, niemand ziet het. Niemand die er ooit naar vraagt! Toe Jozef, later kun je er wel vergeving voor vragen! En Jozef rukt zich los en hij laat zijn opperkleed in de handen van die vrouw en hij vlucht naar buiten. Waarom vlucht Jozef? Waarom zet Jozef het op een rennen? Omdat hij bang geworden was voor de zonde, dat is het eerste. Gods kind wordt bang voor de zonde. Ja als Gods kind op zijn plaats is is hij banger voor de zonde dan voor de dood. Want de dood maakt geen scheiding tussen God en tussen mij! Niets zal ons scheiden van de liefde Gods in Christus Jezus! Ook de dood niet, schrijft de apostel Paulus. Maar de zonde maakt wel scheiding tussen God en mij. Als een kind van God echt op zijn plaats is, is hij banger voor de zonde dan voor de dood. Daarom vlucht Jozef. Weet u waarom ook? Omdat Jozef bang is voor zichzelf. Want Jozef wist dat er in hem, dat is in zijn vlees geen goed woonde. Voor Jozefs vlees geldt dat het heel graag wilde zondigen. Echt waar. Denk maar niet dat Jozef het makkelijk had. Als ik net gezegd heb: Jozef kon niet zondigen, dan heb ik
Predikatie ds. A. J. T. Ruis Hoe Immanuël Jozef bewaart in het huis van Pótifar
7
dat gezegd over de Geest in Jozef. Maar het vlees in Jozef dat wilde wel zondigen. Dat wil niets anders dan zondigen. En zo is het in het leven van een kind van God na ontvangen genade. Laten we ons maar niets verbeelden gemeente als u genade mag kennen! Want zover u vlees bent, bent u zo ontzaggelijk bedorven in uzelf en ik ook. en ons vlees wil niets liever dan zondigen! Maar Gods kind als de vreze des Heeren in je hart leeft, wordt bang voor zijn eigen vlees, wordt bang voor zichzelf, slaat op de vlucht voor de zonde omdat hij weet: als ik hier nog een tel langer blijf staan dan val ik! Tot hinken en tot zinken ieder ogenblik gereed! En daarom vlucht Jozef ook: bang voor de zonde, bang voor zijn eigen vlees. En liefde tot God, ja dat ook: de vreze des Heeren.
Wijken van het kwaad, vluchten voor de zonde die ons zo licht, zo makkelijk omringt. Dat is de aansporing die komt tot al Gods kinderen. Vlied de afgodendienst! Dat betekent: kom er niet bij in de buurt maar ga er met een boog omheen. Blijf ver van de plaatsen van de zonde af. Dat is een aansporing die een kind van God ook na ontvangen genade nodig heeft want als hij die plaatsen opzoekt dan haalt hij een duisternis over zijn eigen ziel. Ontvlucht de zonde! Maar dat is ook een aansporing die komt tot ieder mens. Ook als u geen genade kent. Ook als je onbekeerd in de kerk zit. U bent, jij bent verplicht om te vluchten voor de zonde! Die zonde is als een giftige slang en het is één van de twee: of je hebt die zonde te doden of de zonde zal jou doden! Maar hoe zal je vluchten als je niet het eigendom geworden bent door genade van Immanuël? Dan kunt u niet vluchten omdat u niet wilt vluchten! En hoe moet het dan verder? Hoe moet het dan verder in uw leven als je zó weerloos bent, o ja dat je uit kracht van je geweten en opvoeding in een bepaalde godsdienstige bui misschien wel heel erg je best kunt doen en misschien wel zegt: die preek heeft geschud aan mijn geweten en nu ga ik mijn leven veranderen! Maar als je het eigendom van Immanuël niet bent dan zul je vroeger of later ten val komen en dan zullen al je pogingen opnieuw stranden. En daarom gemeente: vat de tekst en de prediking toch niet verkeerd op. Want u wordt niet Jozef gepredikt en klinkt het ten diepste niet dat u zó moet doen zoals Jozef doet! Want dan preek ik u alleen de wet! Het is wel zo, die verantwoordelijkheid, die plicht rust wel op ons. Maar u zult het niet kunnen. U zult het niet kunnen als u alleen maar vlees bent. En daarom, dat de prediking u toch zou uitdrijven tot Die Ene! Als je in de kerk zit als een willoze slaaf van de zonde en je kan geen weerstand bieden, of als je in de kerk zit als een heel godsdienstig mens en je bent van plan om op allerlei manieren weerstand te bieden maar je bent niet door genade het eigendom van Christus, van die Grote Immanuël, o dan zal alles uiteindelijk mislukken! En daarom: u wordt geroepen, u wordt aangespoord! O dat deze prediking, dat de tekst u zou uitdrijven tot Die Ene Die gekomen is en Die in alle dingen verzocht geweest is gelijk als wij! Toen Christus op aarde heeft geleefd toen is Hij met alle denkbare verzoekingen verzocht geweest. Ook de verzoeking tegen de zonde van het 7de gebod. En toen is Christus staande gebleven. En zó heeft Hij vergeving verdiend voor al de Zijnen, ook voor Jozef. Want wat denkt u, nu heeft Jozef gestreden tegen de zonde, nu is Jozef gevlucht voor de zonde, zullen zijn gedachten niet bezoedeld zijn geweest met allerlei onreinheid? God Zoon moest mens worden, Gods Zoon moest verzocht worden, Gods Zoon moest aan het kruis genageld worden om ook de zonde en de onreinheid van Jozef te verzoenen! En daar in de diepte verdient Christus vergeving van zonde voor Jozef, die vecht en die vlucht maar die een onrein hart had van nature. En daar in de diepte verdient Christus het voor Jozef dat Hij in Egypte de Immanuël is. Als Jozef bewaard wordt door Christus in Egypte, is dat alleen op kosten van Die Grote Borg en Zaligmaker Die in alle dingen verzocht moest worden! En daarom, dat u toch tot
Predikatie ds. A. J. T. Ruis Hoe Immanuël Jozef bewaart in het huis van Pótifar
8
Deze Immanuël zou vluchten! Dat u toch bij Deze Immanuël schuiling zou zoeken want buiten Hem kunt u niet strijden tegen de zonde, al moet u het en al eist God het naar recht van u. Dat u bij Hem zou schuilen!
Ach, zegt iemand, dat is misschien voor Jozef maar mijn beeld is niet getekend in die geschiedenis van Jozef en in het levenspatroon van Jozef. Maar mijn beeld is getekend in het beeld van die zinneloze Egyptische vrouw. Slaaf van de zonde, slaaf of slavin van je eigen lusten, een mens die wandelt naar het vlees. Zitten er zulke mensen in de kerk? Mensen die zichzelf moeten aanklagen en die moeten klagen over dat zondebestaan? O bedenk het: als u eraan vasthoud: Christus zal één van de twee dingen doen. Of Hij zal uw zonden uit u uitwerpen maar als u aan de zonde wil blijven vasthouden, als u wil blijven wandelen naar het vlees, al doe je nog zo’n beroep op Gods genade en al roep je nóg zo hard dat je een grote zondaar bent, maar als zonde en genade alleen maar een vlag zijn die de goddeloze lading van uw leven, uw voortleven in de zonde moeten bedekken, dan zal Christus u en uw zonden samen uitwerpen en dan zult u voor eeuwig moeten zijn op de plaats waar Pótifars vrouw, ja als er geen wonder van genade gebeurd is, terechtgekomen is! Daar waar haar meester is! En daar waar je voor eeuwig die verschrikkelijke schaterlach van de vorst der duisternis moet aanhoren: je bent bij mij, je kunt nooit meer weg! Maar als er nu zondaren in de kerk zitten die het helemaal verzondigd hebben, met een verbroken hart, met een verslagen geest, die niet weten hoe ze van de zonde los moeten komen maar één ding weten ze wel: het moet anders, ik moet bekeerd worden, ik moet van die zonde losgeslagen worden omdat ik God ermee onteer! Zal Christus ook naar mij willen omzien? Zou Christus mijn Egyptisch zondebestaan willen aanzien? O dan wordt u gepredikt dat de allereerste plaats waar de geboren Zoon van God, de geboren Zoon des mensen naartoe gegaan is: Egypte, was. Als Christus geboren is, is het eerste waar Hij naartoe gaat voordat Hij naar Nazareth gaat: Egypte. Om daarmee duidelijk te maken waartoe Hij gekomen is: om voor Jozef en in Jozefs plaats volkomen gehoorzaamheid aan Zijn Vader te geven. Maar ook om gebonden en verloren zondaren los te maken en uit het slavenhuis van de zonde uit te leiden! En daarom: waakt en bid dat u en jij niet in verzoeking komt. Maar boven alles: val Deze Immanuël te voet!
AMEN
Zingen Psalm 87 vers 2 en 3
Dankgebed
Zingen Psalm 68 vers 15
Zegen des Heeren