Predikatie ds. J. Westerink Christelijke Gereformeerde emerituspredikant wonend op Urk
Locatie: Christelijke Gereformeerde Kerk Bethel te Sliedrecht
Datum: zondag 12 juli 2015, 9.30
Votum en groet
Zingen Psalm 89 vers 19
Wet des Heeren
Zingen Psalm 25 vers 6
Schriftlezing: Numeri 13 vers 25 tot 14 vers 9
Gebed
Zingen Psalm 95 vers 4, 5 en 7
Tekst: Numeri 14 vers 24:
Doch Mijn knecht Kaleb, omdat een andere geest met hem geweest is en hij volhard heeft Mij na te volgen, zo zal Ik hem brengen tot het land in hetwelk hij gekomen was, en zijn zaad zal het erfelijk bezitten.
Gemeente wat kunnen mensen toch verschillend oordelen over een gelijke situatie. Heel bekend is dat voorbeeld van die twee mannen die allebei 100 euro op zak hadden en die allebei van die 100 euro er 50 verliezen. De één, een pessimist zegt: nu ben ik 50 euro kwijt. De ander, een optimist: en ik heb gelukkig nog 50 euro over. Ze hebben het over hetzelfde, ze kijken er heel verschillend tegenaan. Dat kan ook te maken hebben met de gang van je leven of je over iets spreekt of dat je ergens uit spreekt. Denkt u maar aan dat twee mensen in het ziekenhuis zijn. De één ligt op het ziekenhuisbed en de ander, laten we maar zeggen dat dat een dominee is die er nog nooit geweest is, die zit ernaast. Dan kijk je heel verschillend aan tegen dezelfde situatie. Maar vooral is er het verschil in dat opzicht tussen een gelovige en een ongelovige. Dat verschil bepaalt het dagelijkse leven: wat zoek je nou eigenlijk in dit leven? Zoek je eerst het Koninkrijk Gods of zoek je de schatten van deze aarde? Als het gaat over de eeuwigheid, wat denk je daarvan? En in dat alles: welke plaats heeft Het Woord van God in je taxatie van je leven en van de omstandigheden? Dat is de voornaamste reden denk ik waarom de Heere in Zijn Woord zegt als een boodschap in het bijzonder ook voor mensen in hun jonge leven: je moet geen juk aandoen met een ongelovige. En laat dat dan duidelijk zijn ook voor de jonge mensen dat de Heere daarmee niet zegt: als je maar naar dezelfde kerk gaat dan is het wel in orde. Nee het gaat er uiteindelijk om dat je samen datzelfde geloof deelachtig bent geworden, dat je verbind aan de Heere. En als dat niet het geval is dan leef je langs elkaar heen, dan sta je tegenover elkaar. En het ergste is: als de dood komt dan wordt je voor eeuwig gescheiden van elkaar.
Eén van de meest sprekende geschiedenissen op dit gebied in de Schrift is de geschiedenis waarin onze tekst een centrale plaats inneemt. Wij ontmoeten daar een man die de dingen heel anders taxeert dan dat de anderen dat doen. En de Heere verklaart hoe dat komt dat die ene samen met zijn vriend er zo anders tegenaan kijkt. En dan zijn we bij onze tekst gemeente want dan horen we:
De Heere zegt dat Kaleb anders is
- Hij heeft een andere geest
- Hij trekt een andere conclusie
- Hem wacht een andere toekomst
Hij heeft een andere geest:
We kunnen er samen over nadenken gemeente of Kaleb in de Heilige Schrift één van de figuren is die we kunnen rekenen tot de bekende of de onbekende figuren. Als ik even kijk naar de jongens en meisjes hier in de kerk dan denk ik dat de meesten die naam Kaleb wel kennen. En dat de jongens en meisjes van school of zondagsschool ook al wel weten: Kaleb had een nog bekendere vriend en dat was Jozua, de man die het volk in het beloofde land heeft gebracht. En als je vraagt: weet jij wat van Kaleb af?, dan komen ze meestal aan met de geschiedenis waar onze tekst een centrale plaats in inneemt. De geschiedenis die wij als kerkmensen kennen als de geschiedenis van de 12 verspieders die in opdracht van het volk in de woestijn het beloofde land gingen verkennen. En dat betekent als we Kaleb een beetje willen leren kennen dan moeten we eerst wat letten op het verband waarin we hem ontmoeten. In onze tekst is Israël gelegerd in Kades, dat is aan de zuidrand van het beloofde land. Dat betekent: ze zijn nu bijna in het beloofde land gearriveerd, eindelijk. Na eeuwen van slavernij, na jaren van rondzwerven in de woestijn waarvan ze een groot deel van de tijd hebben doorgebracht aan de voet van de Sinaï. Maar nu zien ze in de verte het land wat de Heere aan hun vaderen beloofd heeft. En daar hopen ze nu eerdaags binnen te gaan. Tenminste als Israël ook in die situatie de Heere volgt, luistert naar Zijn bevelen en wandelt in Zijn weg. Want u weet dat natuurlijk wel gemeente en u hoort dat ook weleens een keer: wij mensen kunnen heel wat reizen. Maar als we ergens aan een grens komen dan is dat een kritiek punt. Want dan is het niet de vraag: doet mijn auto het nog? En heb ik er nog zin in om verder te gaan? Maar dan is de vraag of je papieren in orde zijn! In het geestelijke leven is het net zo zoals we zullen ontdekken gemeente: alleen het geloof in Het Woord van de Heere, ontvangt immers de vervulling van Gods belofte. En alleen in de weg van het geloof geeft een binnengaan in dat beloofde land. En daar in de buurt van die grens rijpt het plan bij dat volk en zijn leiders om toch voordat het volk de grens overgaat, eerst nog een groep verspieders, verkenners erop uit te sturen. In hoofdstuk 13 van Numeri lezen we dat het een opdracht van de Heere is geweest om die mannen aan te wijzen en op pad te sturen. Als je Deuteronomium 1 leest dan krijg je de indruk: het is een initiatief van het volk geweest. En als we er goed over nadenken gemeente dan is er ook alle reden om te zeggen: eigenlijk hoeft dat volk helemaal geen verkenners vooruit te sturen. De Heere zal immers dat land aan Zijn volk geven. Ze hoeven alleen maar achter de Heere aan te komen. Ze hoeven alleen maar te wandelen in de weg die Psalm 84 ons voorhoud, de Psalm die we daarom ook straks gaan zingen: elk hunner zal in het zalig oord, van Sion, haast voor God verschijnen. Zo simpel is het gemeente. Ze hoeven alleen maar te volgen, alleen maar achter de Heere aan te komen. Maar goed je kunt natuurlijk zeggen: op de weg van het geloof moet ook gestreden worden, er moet ook gebeden worden. In elk geval: dat hoort ook bij de dingen die de Heere vraagt en die de Heere geeft. En dat blijkt wel duidelijk uit het verband gemeente dat de Heere het goed vind dat ze eerst maar een groep verspieders vooruitzenden. Laten ze maar gaan kijken. En als je het geheel overziet dan zie je: de Heere gebruikt dat als een beproeving voor het geloof van het volk. Met welke verhalen zullen die mannen terugkomen en hoe zal het volk daarop reageren? En zo wordt er dan een groep van 12 verspieders, verkenners aangewezen. En daar is Kaleb er één van. Hij behoort net als die andere mannen tot de voornaamsten uit de stam waaruit ze voortkomen en Kaleb is dan één van de vorsten van Juda. En ze komen we hem tegen in de Bijbel.
En als we dan even gaan kijken gemeente wat Kaleb eigenlijk voor figuur is geweest, dan ontdekken we toch een paar merkwaardige dingen. Om te beginnen zijn naam. Die man heet Kaleb. Tegenwoordig vinden wij dat wel een mooie naam. Ik heb pas nog van een echtpaar gehoord dat besloten had het zoontje dat de Heere hen toevertrouwde, die naam te geven. En toen heb ik aan die vader en moeder gevraagd: weet je eigenlijk wel wat die naam betekent? Het is een Hebreeuwse naam. Dat betekent: hond. Je zou je kind toch zo noemen! Kun je dat voorstellen jongens en meisjes dat je `hond’ heet! En dat je moeder als het tijd is om te eten de deur opendoet en roept: hond! Dat vinden wij toch maar niks? Wie noemt zijn kind nou zo? Nou dat hebben de vader en moeder van Kaleb wel gedaan. En als we dan eens verder gaan kijken naar de achtergronden, dan zeggen we: misschien heeft dat met zijn afkomst te maken. Want Kaleb wordt in de Bijbel aangeduid als een Kenizziet. Dat wil zeggen: hij is van huis uit geen Israëliet. Hij is afkomstig uit de volken in het midden waar Israël in het Midden Oosten zal wonen. En blijkbaar is het geslacht van Kaleb al geruime tijd geleden ertoe gekomen om zich aan te sluiten bij Israël. En ze hebben daar een volwaardige plaats gekregen zodat ze zelfs gerekend worden tot leden van die ene stam die toch een belangrijke plaats heeft: de stam van Juda. Daar hoort Kaleb bij. En als je dan denkt aan wat de Bijbel zegt over honden, dan zit er vast wel iemand hier in de kerk die ineens denkt aan die andere Kanaäniet. Die vrouw in het Nieuwe Testament die de Heere Jezus naloopt en aanvankelijk te horen krijgt: Ik ben gekomen voor de kinderen van Israël. En het is niet betamelijk dat men het brood van de kinderen aan de honden geeft. Die vrouw die dan zegt: Heere U hebt helemaal gelijk, ik ben een hond. Maar ik geloof dat U een hond nog niet laat staan! Zo kan dat de achtergrond zijn die vanuit die naam duidelijk wordt, dat Kaleb een hond is die mag eten van de tafel van de kinderen en gestuurd om een kijkje te nemen in het beloofde land.
En voordat die mannen dan op pad gaan brengt de Heere nog 3 dingen onder hun aandacht. Allereerst zegt de Heere: het moeten er 12 zijn. En daarmee herinnert de Heere hen eraan dat deze mannen de vertegenwoordigers zijn van het verbondsvolk van de Heere dat immers bestaat uit 12 stammen. En daarmee herinnert de Heere tegelijkertijd eraan dat Hij met die 12 stammen, met dat volk Zijn verbond heeft opgericht, Zijn beloften heeft gegeven aan Abraham, Izak en Jakob. Dat Hij dat eeuwen geleden al gezegd heeft: aan uw zaad zal Ik dit land geven. Zoals het ook al eeuwen geleden is dat Jozef op zijn sterfbed heeft gezegd: God zal voorzeker naar u omzien en u brengen in dat land wat Hij de vaderen beloofd heeft. En u weet misschien nog wel dat er ergens in dat tentenkamp van Israël de kist staat met de beenderen van Jozef als een onderstreping van die machtige belofte die God genadig in vervulling zal doen gaan. En dat is dan iets wat door de Heere nadrukkelijk wordt onderstreept. Want ze gaan het land verspieden, zo lezen we in het 2de vers van hoofdstuk 13: het land wat Ik de kinderen Israëls geven zal. Als je het Hebreeuws erbij pakt dan ontdek je dat de Heere het nog wat nadrukkelijker zegt: hetwelk Ik doende ben aan de kinderen Israël te geven. Met andere woorden: wanneer die mannen door het land lopen en alles gaan verkennen dan hoeven ze zich niet te gedragen als kinderen die langs een etalageruit lopen van een speelgoedwinkel en die hun neus platdrukken tegen de ruit en die dan zeggen: ik wil dit wel en ik zou dat wel willen hebben. Maar ze kunnen er niet bij vanwege de ruit die ervoor zit. En het is onbetaalbaar voor hen met die paar centen zakgeld die ze hebben. Nee de Heere zegt: jullie moeten rondgaan als erfgenamen die een kijkje mogen nemen in dat land en alles wat dat land te bieden heeft. En die tegelijkertijd voortdurend tegen elkaar mogen zeggen: de Heere zegt: dit is voor jullie! Dit krijgen jullie als een machtige erfenis van jullie God!
En dan is er nog wat gemeente. Want in Numeri 13 vers 16 lezen we dat Mozes aan de leider van die 12 die Hosea heette, dat is de oorspronkelijke naam van deze man, Mozes verandert zijn naam in `Jozua”. Dat is maar een klein verschil. Die beide namen hebben qua betekenis met elkaar te maken en tegelijkertijd is het toch een wereld van verschil. Hosea dat betekent: er is redding, er is verlossing. Maar `Jozua’ betekent: de Heere red, de Heere zet in de ruimte! En dat doet Mozes niet voor niets gemeente want Mozes kent zijn mannen en hij weet ook wel zo’n beetje wat die mannen in het beloofde land zullen tegenkomen. En hij weet dat ze er voortdurend aan herinnert moeten worden: de Heere gaat jullie dit alles geven. En u snapt dan ook wel gemeente hoe dat gaat. Want die mannen trekken samen op en die kennen Jozua al jarenlang als Hosea. En voor ze er erg in hebben als ze hem aanroepen zeggen ze: Hosea. En dan tegelijkertijd zeggen ze erachteraan: o nee jij heet tegenwoordig Jozua hé? Jozua, dat betekent: de Heere redt. En dat is een permanente preek voor die mannen onderweg bij al het begeerlijke en aantrekkelijke wat ze zullen zien: de Heere zal het ons geven. Bij al het dreigende en angstaanjagende wat ze tegenkomen: de Heere zal ons verlossen. Die Naam is een antwoord op alle vragen gemeente!
Snapt u nu dat die mannen eigenlijk helemaal niet op pad hoeven te gaan? Het is bijvoorbeeld al duidelijk wat de uitkomst zal zijn.
Maar goed die mannen doen dat en trekken dat land door. En ze komen terug en brengen een rapport uit en dat is eensgezind als ze zeggen: dat land is allemaal zoals de Heere beloofd heeft. Inderdaad een land overvloeiende van melk en honing. Alleen dan komen ze aan de conclusies toe en dan blijkt dat 10 van die mannen een heel andere conclusie hebben dan die andere twee. Die 10 die zeggen: het is een land waarvan we alleen maar kwade dingen kunnen vertellen, een kwaad gerucht. En die twee die zeggen: het is een goed land, laten we optrekken, de Heere zal het ons geven! En dan zeg je: hoe komt dat? Want al die 12 mannen hebben allemaal hetzelfde gezien en ze hebben met elkaar dat natuurlijk ook overlegd en het blijkt dat ze de feiten ook gelijk benoemen. Een vruchtbaar land. En de tekenen daarvan dragen ze in een enorme druiventros bij zich, die ze aan een enorme stok tussen twee mannen met zich meedragen.
Twee spreken anders dan de andere en Kaleb is er ééntje van. En de vraag waar het nu om gaat is: hoe komt dat? Nou daar geeft de Heere een antwoord in onze tekst op. De Heere zegt: het is een andere geest met hem. En als u uw Bijbeltje erbij houdt dan ziet u wel dat het woordje `geest’ met een kleine letter wordt geschreven. Maar als je het op je laat inwerken wat er staat dan ben je bijna geneigd om dat woordje `geest’ met een hoofdletter te schrijven, want je denkt aan de Heilige Geest Die deze man vervuld heeft. Een andere geest. En waar blijkt dat uit? In het 9de vers van Numeri 14 wordt het heel kort samengevat als Kaleb zegt: de Heere is met ons. Dat is het hele verschil! Die 10 die zeggen: dat redden we nooit! En daar hebben ze nog gelijk in ook want als je zonder God op pad gaat dan krijg je het ook nooit voor elkaar. Die 10 die zeggen: toen we die reuzen zagen, wij waren in hun ogen als sprinkhanen. Als die mannen hun voet optilden dan konden ze ons al verpletteren! En ze hadden er gelijk in gemeente. Een mens moet zich in deze wereld maar nooit iets verbeelden want dan gaat het altijd fout, dat zie je ook aan het slot van hoofdstuk 14. Dan komen die mannen opeens terug van hun plannen om dan maar terug te keren en dan zeggen ze: ik zal en wij zullen! Mensen schij toch uit. Als wij wat kunnen en als wij wat willen komt er niks van terecht! Als Kaleb net zo gesproken had als die mannen die straks proberen op eigen houtje dat beloofde land binnen te gaan, dan was er niks van terecht gekomen. Dan had hij gezegd wat momenteel mensen ook weleens zeggen: wij gaan ervoor met z’n allen! Maar dat was ten diepste dezelfde fout geweest als de fout van die 10. Er ligt hier ook een les voor activisten, mensen die denken: wij kunnen het zelf ook wel een eindje redden! Die Kaleb wordt geleidt door een andere geest. En waar blijkt dat uit? Als je aan Kaleb vraagt: hoe kom je daar bij om zo te rapporteren? Dan zie je de wijsvinger van Kaleb omhoog gaan. Dan wijst hij niet om zich heen en zegt hij niet: wij zijn met zovelen en wij zijn zo sterk en wij hebben die Amelekieten ook al weleens verslagen. Nee dan wijst hij omhoog: de Heere doet het! Hij wijst ook niet naar zichzelf: verwacht het maar van mij, ik durf het wel aan en ik kan het wel. Hij wijst omhoog: de Heere doet het! Als je die geest van Kaleb probeert te proeven gemeente dan kom je vanzelf bij de Psalmen terecht. Geen wonder want dan zie je Gods kinderen in het hart. Mensen die door die andere Geest worden geleidt. En de één zingt:
de Heere de God der legerscharen, is met ons, hoed ons in gevaren.
En de ander zegt:
ik zal door `s vijands zwaard niet sterven, maarleven en des Heeren daan,
waardoor wij zoveel heil verwerven,
elk tot Zijn eer doen gadeslaan.
De Heere is aan de spits getreden
Dergenen die mij hulpe bien
Enzovoort, enzovoort. Als u die andere geest wilt proeven gemeente, als u wilt ontdekken hoe dat is om vanuit die andere geest in onze tijd, in onze samenleving, in ons kerkelijke leven te staan met alles wat er op je afkomt aan dingen die tegenvallen en die teleurstellen en die je zorg geven en die je doen denken: dit gaat nooit goed! Dan moet je bij de Psalmen zijn en dan ontdek je in de Psalmen het geheim van deze mannen. Zó is Kaleb anders dan de andere. En dat betekent gemeente dat ik ook wel mag zeggen: Kaleb is een veranderd mens. En u weet natuurlijk wel: die verandering is het werk van de Heilige Geest. Die Geest Die wederbaart, Die tot een ander mens maakt, een mens met een ander hart, een mens die een ander leven kent, een mens die door de Heilige Geest is overtuigd van de waarachtigheid van het spreken van de Heere en die zegt: hoe het ook moog tegenlopen, ik zal gestadig op Zijn goedheid hopen!
En waaruit blijkt dat dan dat die Kaleb anders is?
Dat blijkt hierin gemeente want hij gelooft het woord van de Heere. Want dat is de kern van dat anders-zijn. de Heere heeft gezegd: Ik zal! En Mozes zei: de naam van jullie leider zal zijn: Jozua, de Heere redt! En Kaleb is ervan overtuigd: Hij is machtig om dat te doen. Kaleb is op dit moment 40 jaar en dat wil zeggen: hij heeft alles meegemaakt wat er in Egypte is gebeurd aan wonderen en tekenen. Hij heeft daar bij de Rode Zee gestaan toen de Heere voor Zijn volk een pad baande. En hij weet: de Heere is trouw aan Zijn belofte. Dat heeft de Heere betoond en dat zal de Heere doen. Hij doet het op Zijn tijd want Zijn Naam is: Heere, Ik zal zijn Die Ik zijn zal. Ik ben er ten behoeve van Mijn volk! Nou gemeente dat is nou die andere geest: Ik vertrouw op Hem geheel en al. Dat is die andere geest dat je gelooft hoe God is zoals de Naam Jezus ons dat zegt.
U snapt wel gemeente dat ik er nu aan toe kom om vanuit onze tekst u en jou een vraag te stellen: worden wij ook door Die andere Geest geleidt? Dat is niet vanzelfsprekend. Als u, als jij hier in de kerk zit als een mens die zegt: dominee als het erop aankomt dan ben ik nog een onveranderd mens, ik ben nog net zoals ik geboren ben als Adamskind. Dan kun je 100 keer die belofte van Abraham met je meedragen maar dan ben je nog altijd een natuurlijk mens. En natuurlijke, onveranderde mensen zijn hieraan te herkennen dat ze God wantrouwen. Dat ze zelfs vaak geen behoefte hebben aan wat de Heere geeft. En u snapt nu de vraag wel gemeente: is dat in uw en in jouw leven al veranderd? Die vraag moet juist ook klinken in de verbondsgemeente. Kaleb is anders dan de anderen. En in deze geschiedenis is dat een verhouding van 10 tegenover 2. En dat is geen verhouding gemeente waar een mens vrolijk van wordt. En dat wordt nog veel minder als je ziet dat vervolgens het hele volk stenen opneemt met de bedoeling om Kaleb en Jozua te stenigen. En als je dan ook nog leest dat de Heere tegen Mozes en Aäron zegt: Ik ga dit ganse volk uitroeien! En dat er tenslotte van al de 20 plussers van dit volk, en dat zijn er toch duizenden geweest, maar 2 het beloofde land zullen binnengaan! Er is alle reden gemeente om die vraag te stellen: 2 van die duizenden, 2 van de 12. U zegt: waar gaat het dan om? Gemeente het gaat hier dus om: de Heere brengt Zijn volk in de erfenis. Gelooft u dat? Dat is een klemmende vraag! In de afgelopen week zijn weer mensen overleden. Als ik denk aan die Urker visserman die middenin deze week overboord sloeg en niet weer levend aan boord kwam. Als ik denk aan zoveel situaties. Ik ben afgelopen week weer over het kerkhof van Urk gegaan. Ik mag een poosje in de gemeente wat doen. En dan treft het mij altijd weer die kindergraven, al die graven van jonge mensen die zomaar ineens uit het leven werden weggerukt. Gemeente we zijn allemaal onderweg! Niemand van ons heeft de garantie dat hij volgende week hier weer zit! En als die reis die wij begonnen zijn bij onze geboorte komende week ineens zijn einddoel bereikt, en u komt te staan voor die grens van de eeuwigheid, waar zult u dan zijn? de geschiedenis van onze tekst gemeente bevat een hele klemmende vraag en die kom je in het Oude Testament opnieuw tegen in het Boek van de Psalmen. In Psalm 95. Je komt diezelfde vraag tegen in het Nieuwe Testament in de brief aan de Hebreeën waar de Heere zegt: ze konden niet ingaan vanwege hun ongeloof! En kijk gemeente als we dan naar onszelf kijken dan moeten we er ook nog bijzeggen dat de Heere ons nog veel meer en veel duidelijker heeft gemaakt wat Die Naam Jezus betekent, dan die Oud-Testamentische naam van Jozua. Onze jongens en meisjes weten dat toch wel? Wat betekent de Naam Jezus? Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden. Gemeente dat is de vraag: gelooft u dat? Dat het een heerlijke erfenis is die de Heere voor Zijn volk heeft weggelegd, een zaligheid die niet af te meten is! Dat je iemand tegen kunt komen gemeente die bezig is aan het laatste stukje van de reis en bij wie de lichtglans van de eeuwigheid die God bereidt heeft, van het gezicht afstraalt en uit de ogen zichtbaar wordt: dominee ik ga naar Huis want ik ben verzekerd dat niets mij zal kunnen scheiden van de liefde Gods welke is in Christus Jezus onze Heere! Daar heb je weer die Naam Jezus waarin dat allemaal vastligt. Gemeente zijn wij daarvan overtuigt dat God ons die toekomst moet geven omdat we hem zelf nooit kunnen pakken? En dat de Heere die toekomst kan geven omdat de Heere Jezus volkomen kan zalig maken? En dat de Heere gewillig is om ons die rijkdom te geven? Hij Die zelfs Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, zou Hij ons met Hem niet alle dingen schenken? En dat de Heere u dat zal geven?
Ho, zegt iemand, dominee daar heb je het nou. Hoe groot is dat goed dat God heeft weggelegd voor degenen die Hem liefhebben? En u hebt terecht gezegd: het moet je gegeven worden. En u heeft terecht gezegd dat de Heere het je kan geven en dat de Heere gewillig is om het te geven. Maar weet u waar ik altijd weer mee zit? Ik zit altijd weer met die vraag: is dat ook voor mij? Mag ik ook delen in die erfenis die God heeft weggelegd voor Zijn volk en kinderen? Dan moet u nog eens goed letten gemeente wat de Heere zegt in Numeri 13 vers 2: het land hetwelk Ik de kinderen Israëls zal geven. Hoort u wel? Dat is een belofte die dat hele volk omvat! En dan vraag ik het aan u en jou: is Die God het niet waard dat je Hem gelooft op Zijn Woord? Wat besteed de Heere een zorg aan ons gemeente. Wat hebben wij een reden om Die God betrouwbaar te achten en te geloven op Zijn spreken. Heeft de Heere er geen recht op gemeente? Je leest in dit verband ook dat de Heere zegt: hoelang zullen ze niet geloven ondanks alle tekenen die Ik doe? Dat is een vraag van de Heere gemeente, van Die God Die zoveel smart wordt aangedaan door dat ongeloof van Zijn volk? Ja maar dominee als ik u in de reden mag vallen, want ik wil wel graag begrijpen wat u zegt en ik wil wel graag leven in het licht wat u zegt, maar weet u: ik zit er altijd weer mee dat het mij aan geloof ontbreekt! Mag ik u dan nog eens wijzen op die Psalm die u als kind al geleerd hebt? Al wat u ontbreekt, schenk Ik zo gij het smeekt. Als u zegt: het geloof ontbreekt mij, dan valt dat eronder. Ja maar, zegt u, ik kan niet bidden gelijk het behoort. Mag ik het nog een keer zeggen: al wat u ontbreekt, ook de kracht en de wijsheid om de Heere aan te roepen zoals het behoort. Ja maar, zegt iemand, ik heb mijn hart niet mee! Mag ik het nog één keer zeggen met die Psalm van de kinderen: al wat u ontbreek, schenk Ik zo gij het smeekt, mild en overvloedig! En dat betreft het geloof wanneer je zo’n ongelovig mens bent en dat betreft het gebed als je zo’n biddeloos mens bent. En dat het betreft het hart als je zo’n verhard mens bent. Al wat u ontbreekt! En gemeente dan mag Dat Woord nog veel nadrukkelijker klinken dan dat het ooit in de woestijn tussen Egypte en Kanaän geklonken heeft. Want dan mag ik u wijzen op de Heere Jezus Christus. Luister nog eens even naar Zijn Naam. Wat betekent die Naam? Hij zal zalig maken. Het is u vast weleens vertelt dat `zalig’ betekent: vol. Zó vol dat er van onze kant niks meer bij kan en niks meer bij hoeft! Hij brengt alles mee gemeente! Ik mag u een Zaligmaker aanprijzen Die van ons niks verwacht! Van Wie we moeten leren zeggen: niks uit ons, maar ook het al uit Hem, Hij vervult Zijn belofte, Hij brengt in het beloofde land, in het Vaderhuis met zijn vele woningen!
Als ik de kerk eens rondkijk gemeente, ik kan mij nu eigenlijk niet voorstellen dat u nu nog een verontschuldiging hebt. Want hoe zou u zich willen verontschuldigen tegenover Deze God gemeente? De Heere zegt het van het volk in de woestijn: hoe lang zult gij aan Mij niet geloven? En hoort u daarin het verdriet van God? Hoort u daarin iets van de toorn van God? Hoort u daarin het verwijtende van God? Hoort u daarin ook het liefdevolle van Die God Die zegt: zo gij Mijn stem dan heden hoort, geloof Mijn heil en troostrijk Woord, verhard u niet maar laat u leiden!
Kijk en dan wordt alles ook anders gemeente want dan kijken we heel anders tegen de dingen aan en dan trekken we heel andere conclusies. En dat betekent niet dat een gelovige dan begint met luchtfietserij gemeente alsof hij boven de werkelijkheid van het leven zweeft. Het rapport van Kaleb is niet anders dan het rapport van die 10 gemeente. Kaleb heeft die reuzen ook gezien en Kaleb heeft die versterkte muren ook gezien. Kaleb heeft die Enakskinderen gezien. Een gelovige gemeente is een mens die met de ogen wijdopen door de wereld gaat. Hij trekt een andere conclusie. Hij zegt niet: wij zijn sprinkhanen in hun ogen. Hij zegt: hun schaduw is van hen geweken. Dat moet je proberen voor te stellen gemeente. Als er ergens geen schaduw is waar de zon volop schijnt, dat betekent dat er niks is wat schaduw kan geven. Kaleb zegt zelfs: het stelt niets voor. Die Enakskinderen, die reuzen, die muren stellen niks voor in de ogen van God. Gemeente en dat is nou geloven. Kaleb liep in het beloofde land achter de Heere aan! De Heere zegt in ons tekstvers: Hij volhardde in het volgen van Mij zoals een schaap dat doet bij de herder. Dat is de werkelijkheid gemeente en een gelovige ziet die werkelijkheid. O die ziet aan de ene kant die zonde en die ziet ze veel scherper dan dat de wereld die ziet! En hij ziet de schuld gemeente en hij ziet de gevolgen van de zonde en hij ziet de duivel en de wereld en hij kent zijn eigen vlees meer en meer! En hij begrijpt dat hij sterven moet en dat dat betekent dat hij voor God moet verschijnen. Maar hij komt achter de Heere aan. En dat wil zeggen dat de Heere voorop gaat. En dan zegt zo’n mens met de Psalmdichter: daarom zullen wij niet vrezen. Voor hen die het heil des Heeren verwachten zijn bergen vlak en zeeën droog. Dat wil niet zeggen dat er geen strijd meer is gemeente en dat wil niet zeggen dat er geen vijanden meer zijn. En dat wil niet zeggen dat je je leven lang met de zwakheid en de boze lusten van je vlees te strijden hebt. Want als je naar jezelf kijkt gemeente dan blijft het levenslang onmogelijk om zalig te worden! Maar als de Heere voorop gaat, daar zie ik Hem en dan ontdek ik: alle dingen zijn mogelijk bij God. Een machtige bemoediging is dat gemeente die tot een hele andere conclusie leidt.
Ik vrees niet, nee, schoon ik door duist’re dalen
In doodsgevaar bekommerd om moest dwalen
Dan ben je zelf hopeloos en dan is de situatie om moedeloos te worden. Maar als je leeft uit de belofte van God dan komt alles in dat licht te staan. Dan zijn er muren van schuld maar Christus verzoend! Dan is er de macht van de zonde maar de Geest maakt nieuw! Dan is de wereld zo dreigend maar Jezus zegt: Ik heb de wereld overwonnen! Dan zijn er zoveel beloften lieve mensen voor elke situatie: de Heere heeft het beloofd en Hij vindt er Zijn Goddelijke vreugde in als een Adamskind tot een andere conclusie komt omdat het niet meer luistert naar die vader der leugenen, maar omdat het Hem betrouwbaar acht op Zijn Woord! Dat is de weg achter de Heere aan, volmoeds wandelen op ruimer baan. En dat is dan het laatste gemeente:
Hem wacht een andere toekomst:
Dan gaat Kaleb op die manier ook de toekomst tegemoet. En dat is een hele andere toekomst dan van die andere 10. Want dat lezen we in het verband gemeente en daar schrik je van: die andere 10 sterven door een plaag voor het aangezicht van de Heere! Zó erg vindt de Heere dat gemeente als je een kwaad gerucht van Hem verspreid. Zo erg vindt de Heere dat gemeente als je Zijn heerlijke erfenis zó bezoedelt en verdoezelt. Kaleb gaat ook een andere toekomst tegemoet dan de meesten van zijn volksgenoten. Want die mensen zeggen: waren we maar in de woestijn gebleven! Waren we maar in Egypte doodgegaan! En dat gebeurt gemeente. Die mensen zijn allemaal door de zee gegaan, ze zijn allemaal onder de wolk geweest, ze hebben allemaal gegeten van het manna dat uit de hemel kwam, ze hebben allemaal gedronken uit de steenrots die volgde. En in het merendeel van hen had God geen behagen. Ze konden niet ingaan in het beloofde land. En dat vindt de Heere zó erg gemeente, dat vindt de Heere zó erg als je Hem niet vertrouwt op Zijn Woord. Zulke beloften, zulke tekenen, zo’n God en dan niet geloven! Daarom staan zij buiten maar Kaleb gaat binnen! Hij heeft een andere geest, hij trekt een andere conclusie en hem wacht ook een andere toekomst. Er blijft een rust over voor het volk van God. Kijk soms moet je dan wel lang wachten hoor. Kaleb is 85 jaar wanneer we hem in dat beloofde land tegenkomen. En dan ontdekken we dat Kaleb nog altijd aan het strijden is om het bezit van dat land. Maar het is hetzelfde geheim waardoor hij gedreven wordt. In de kracht van de Heere, zegt Jozua 14, naar Het Woord van de Heere. En hij is er nooit mee beschaamd uitgekomen. Deze man gemeente die veranderd was. Deze hond die bij de kinderen gerekend werd, hij heeft het ontdekt: de Heere doet zoals Hij gesproken heeft. En zo is hij Thuis gekomen, ingegaan in de rust. En als het slot van onze tekst van zijn nageslacht spreekt dan zie je dat terug in het Boek Richteren als zijn dochter die getrouwd is met de Richter Otniël ook zo’n prachtig stuk ontvangt van dat beloofde land, dat heerlijke erfdeel.
En u? En jij? Gemeente zo kan het alleen, als je het zoekt zoals Kaleb dat zocht. Vandaag. Want dan zegt die Psalm die we gezongen hebben: heden, zo gij Zijn stem hoort. Iemand zegt: dominee nog één vraag: is het nou echt waar dat een mens dat kan weten? Het geloof zegt: ja. Waarom? Hij heeft het gezegd en het geloof wandelt achter Hem aan, achter de Heere. En zo gaan ze binnen in de zaligheid. Ze zijn zalig! Welgelukzalig is immers de mens wiens sterkte in U is.
Zij gaan van kracht tot kracht steeds voort
Elk hunner zal in het zalig oord
Van Sion, haast voor God verschijnen.
AMEN
Zingen Psalm 84 vers 3 en 4
Dankgebed
Zingen Psalm 68 vers 10
Zegen des Heeren