EEN GEGEVEN BANIER
Een predicatie over Psalm 60:6 door ds. M. van der Sluys te Ameide
89 : 9
74 : 4 . 20
60 : 1. 2
132 : 12
20 : 3
Psalm 60
De tekst voor de prediking is Psalm 60 : 6 Maar nu hebt Gij dengenen die U vrezen, een banier gegeven, om die op te werpen, vanwege de waarheid.
Gemeente,
Wanneer prins Immanuel de stad Mensziel met Zijn leger gaat heroveren, dan zien de wachters op de hoge muren hen verschijnen met hoog opgestoken wapperende vlaggen. Als eerste zien ze een witte vlag. Het is een groot vaandel waarop drie gouden gestikte duiven geborduurd zijn. Het is niet de enige banier dat de vaandeldragers meevoeren. Ze hebben ook rode banieren en zwarte banieren bij zich. Maar het eerste banier dat getoond wordt, is de witte vlag. Opdat de opstandelingen tegen de Koning der koningen zich zouden overgeven. En omdat zij zelf geen schoon blazoen hebben, wordt de witte vlag naar hen gebracht.
Kom, laten we gaan luisteren naar de Bijbelse betekenis van de door Israëls God gegeven Banier.
Het thema voor de prediking is: Een gegeven Banier.
De tekst toont allereerst dat het er geen verdoemenis maar zegen zal zijn voor dengenen die God vrezen.
Deze Banier wordt gegeven: ten 1e aan die God vrezen.
Vervolgens zien we in de tekst, waartoe die banier gegeven wordt. Opdat er vrede zou komen met Hem tegen Wie wij gerebelleerd hebben. Dat de verbroken gemeenschap van zondaren met God hersteld zal worden.
Deze Banier wordt gegeven: ten 2e voor de eenheid.
Tenslotte horen we dat deze Vredevorst Zijn vijanden niet zal verdelgen, zoals ze verdiend hebben, maar dat ze wederom in genade zullen aangenomen worden. Omdat de grote Zoon van koning David aan Gods gerechtigheid heeft voldaan. Hij belooft Zijn volk de zegen.
Deze Banier wordt gegeven: ten 3e naar Gods belofte.
EEN GEGEVEN BANIER
1.AAN DIE GOD VREZEN
2.VOOR DE EENHEID
3.NAAR GODS BELOFTE
Maar nu hebt Gij dengenen die U vrezen, een banier gegeven, om die op te werpen, vanwege de waarheid. Psalm 60 : 6
Geliefde gemeente,
Psalm 60 is een gebed. Een gebed om de vervulling van Gods beloften.
De eerste verzen van de psalmen vertellen van een zware lichamelijke strijd tegen sterke tegenstanders.
Maar zwaarder zijn de geestelijke vragen. Hij ziet de hand van de almachtige God in dit oorlogstumult.
Als God tegen ons is, wat zal dan voor ons kunnen zijn?
Een gegeven Banier !
Dat is wat we horen na die eerste verzen over die geestelijke strijd die er woedt.
God heeft die Banier gegeven aan hen die God vrezen.
Nu is er van nature niemand die God vreest. Niemand die uit zichzelf de strijd tegen God opgeeft.
Dat zal een vijand van God door schade en schande moeten leren.
Maar ook Gods kinderen houden in zich altijd dat verzet tegen de Heere over.
Daarom begint de tekst met: Maar nu …
Dat ziet dus op de grote tegenstelling. Tussen dat wat een van God afgevallen schepsel doet en wat de Heere doet. Maar nu …
Dat staat in tegenstelling aan de voorafgaande verzen.
David heeft dit loflied gedicht na die verdrietige tijd.
God had aan hem in zijn kinderjaren al rijke beloften gedaan.
David zou koning mogen worden over een groot volk.
Als een voorbeeld van koning Jezus.
Die eerst arm moest worden, om armen rijk te maken.
Beloften maken een mens nooit rijk, maar juist arm.
Dan wordt er uitgezien naar de vervulling van de belofte.
Dat God geeft wat Hij belooft.
God gebruikt daartoe de prediking.
Aan hen die belijden dat zij dat niet verdiend hebben.
Aan armen zal God uit genade zijn onverdiende gaven tonen.
God slaat hun zielen ga…
God heeft daartoe dit belofte Woord gegeven.
God geeft. Eens mens kan niets geven. Een zondig mens heeft niet anders dan schuld.
Daarom staat er: Gij hebt gegeven …
En als God geeft, geeft Hij niet karig, maar Royaal.
David zegt dat God veel heeft gegeven.
Wij zeggen nu: God heeft niet alleen veel, maar God heeft alles gegeven.
Davids grote Zoon, de Heere Christus zegt dat God de Vader in Hem alles heeft gegeven.
Aan wie heeft God in Christus alles gegeven?
U zult denken: dat zijn wederomgeboren mensen.
U zult zeggen: oprecht bekeerden, ware gelovigen.
En u zult verdedigen: dat zijn alleen Gods kinderen, die de HEERE teer en ootmoedig vrezen.
Wel, dat zou ik ook zeggen. Dat zijn al Gods gunstelingen.
Ook de allerkleinste kinderen.
Zelfs de allerondeugendste.
De gebrekkigste.
De grootste van de zondaren.
Zij die meer mensenvrees dan Gods vrees hebben.
Die in gevangenissen kwijnen en vragen: Zijt Gij de Christus of verwachten wij een ander?
Zij die in de strijd onderliggen.
Ondanks dat alles, en nog veel meer, vrezen zij God.
God heeft allen die God vrezen alles gegeven.
Maar dan wil ik wel vragen zijn zij dat alleen?
Zijn zij dat in de eerste plaats?
Geeft God iets aan hen op grond van wat er in de mens is? Godsvreze bijvoorbeeld? Of geloof, of bekering? Wedergeboorte?
Nee, God geeft nooit iets op grond van wat in de mens is! God geeft om Zijn eeuwig welbehagen!
U moet er op letten, dat hier in heel de Psalm wel over God wordt gesproken, maar dat niet eenmaal de naam HEERE genoemd wordt!
En u weet dat de naam HEERE betekent: de Verbondsgod. De HEERE Die met Abraham en zijn zaad Zijn verbond heeft opgericht. De HEERE Die aan de vader der gelovigen heeft beloofd dat uit hem de Christus geboren zou worden.
Deze zou Zijn volk zaligmaken van hun zonden.
U moet dus niet beginnen met de mens aan wie God belooft. Ook een verbondskind wil van nature niet naar God luisteren of iets van God ontvangen. Christus is tot de Zijnen gekomen, maar de Zijnen hebben Hem niet aangenomen, maar gedood. Dat is wat een mens doet. God en Christus verwerpen.
Daarom begint de tekst met wat God doet.
Maar al zou die naam HEERE wel overal in deze psalm hebben gestaan, dan nog weten we dat ook Gods kinderen de Zaligmaker van nature niet nodig hebben.
Er zijn niet alleen brute wereldlingen die God niet vrezen en geen mens ontzien. Christus zegt dat er ook van Zijn kinderen zijn die niet bang zijn voor de zonden. Die heimelijk of openlijk zich afkeren van God en Zijn dienst.
De uitverkoren en gezalfde koning Saul was er zo een. Hij had veel van God gekregen.
Maar Saul misbruikte zijn macht. Hij schroomde niet om de priesters te Nob te doden.
Hij stond zelfs de gezalfde des Heeren, de dichter van deze psalm, naar het leven.
Daarom staat in deze psalm ruim en rijk dat God niet karig is en in Zijn belofte voor Zijn kinderen alles heeft gegeven, in Christus. Zij hebben gekregen wat hun niet ontnomen zal kunnen worden. Al zal de duivel, de wereld en hun eigen vlees allerlei oorzaken geven om kwijt te raken wat God heeft beloofd.
Christus zal ze bij de verworven verlossing bewaren. Wat uit Zijn lippen ging blijft vast en onverbroken. Door U alleen om het eeuwig welbehagen zal de gezaligde Kerk zingen.
Maar God heeft ook aan de ongelovigen veel gegeven.
God de Vader, de almachtige Schepper van hemel en aarde.
God heeft aan de Syriërs het prachtige gebied gegeven tussen de Eufraat en de Tigris. De macht die de Syriers van God hadden ontvangen strekte zich ook uit tot Zoba (vs.2), een gebied ten noorden van Israël, rond Damascus. Onbekeerden hebben blijkbaar voor een poosje grote macht en rijkdom gekregen, van God.
Want God heeft uit één bloede het ganse geslacht der mensen gemaakt, om op den gehelen aardbodem te wonen, bescheiden hebbende de tijden te voren geordineerd, en de bepalingen van hun woning. (Hand.17:26) God had ook aan de ongelovige heidenen een plaatsje gegeven. Opdat zij God zouden vrezen en dienen.
Maar die Syriers waren niet tevreden met hun erf en lot. Zij hebben oorlogen beraamd. Zij hebben het afgezonderde volk van God aangevallen en bestreden. Zij hebben hun wrede krijgsbanieren willen planten in het beloofde land van God. Zij hebben genomen wat ze niet gekregen hadden.
God heeft het weer terug genomen. God heeft hen bestreden door de hand van koning David. Zo hebben Joab en Davids andere krijgsoversten de Edomieten verslagen, omdat zij Gods volk benijdden en benauwden.
Dus als gevraagd wordt: Aan wie heeft God in Christus alles gegeven, dan is het antwoord: God heeft aan de gehele wereld alles gegeven. (Joh.3:16) Om Christus wil.
De wereld heeft wel het land, maar niet de Koning van het land willen aannemen.
Ook het afgezonderde volk van God heeft Christus niet willen ontvangen.
Alleen die onder Gods oordeel buigen, zij die deze eerste verzen van de psalmen geloven, zij die de zonden gaan haten en vlieden, zij zijn het die God vrezen.
Hier komt het grote onderscheid: niet tussen kerkmensen en wereldlingen, maar tussen hen die God echt vrezen en zij die God niet vrezen.
Dengenen die U vrezen…
Wat is dat eigenlijk, dat ware vrezen van God?
Vaak worden daar twee woorden voor gebruikt om het uit te leggen: afhankelijk- en aanhankelijkheid…
Een mens van nature vreest God niet. ‘Geen God en geen meester’, is het beginsel van de opstand tegen God. Die geest van de revolutie heerst bij alle volken, in alle mensen.
God onze Schepper wil ons die afhankelijkheid leren.
Hij is het Die ons leven geeft en onderhoudt.
Hij geeft niet alleen gezondheid en voorspoed. Maar vanwege onze zonden komen nu ook ziekten en tegenslagen uit Zijn vaderlijke hand tot ons.
Wanneer er armoede of zorgen komen wil God ons leren om in afhankelijkheid van Hem te leven.
Een ongelovig mens wil niet van God afhankelijk zijn.
Dan aanvaardt men niet dat ziekte en armoede, ja, alle dingen van Gods vaderlijke hand ons toekomen.
Maar een mens die God wel vreest wordt juist aanhankelijk aan God. Die krijgt God in alles nodig. Zal met God willen spreken.
Een Godvrezende zal de nood aan God klagen: Gij zijt toornig geweest! Die zal bidden: Keer weder tot ons! Genees onze breuken! (vs.3-5)
Een Godvrezende zal God aanbidden: Geef heil. Verhoor! (vs.6-10)
Een Godvrezend zal in afhankelijkheid tot God blijven bidden: Geef Gij ons hulp uit de benauwdheid. (vs.11-14)
Dat is de ware Godsvreze: God niet laten gaan, tenzij Hij zegent: mijn schuld vergeeft, mijn ongerechtigheid verzoent…
God vrezen is dus heel wat anders dan bang zijn voor een onbekende dreigende boze macht.
Het is juist echte afhankelijkheid en tere aanhankelijkheid.
De ware Godsvreze van vs.6, wordt in vs.7 beminnen, liefhebben genoemd.
Dat is ook wat anders dan een algemeen godsdienstig gevoel.
Het gaat hier om de geopenbaarde liefde Gods in Christus.
God heeft eerst liefgehad.
De Godvrezenden hebben God daarom lief.
Om Wie Hij is in Christus.
Niet in de eerste plaats om wat Hij geeft.
En wat heeft God dan volgens vs.6 gegeven?
Volgens het verband van de tekst heeft God veel moois en goeds gegeven:
God heeft alles aan allen gegeven in Christus, in het hoorbare Woord.
God spreekt, en de wereld is er.
God geeft de inwoners van deze wereld Zijn wetten.
God heeft die ingeschreven in hun harten.
God geeft het bevel om naar Zijn geboden te leven.
God heeft vrede aangeboden aan overtreders van Zijn geboden.
God geeft de opdracht om tegen de zonden te strijden.
God heeft de genade in Christus bereid voor hen die in de zonden zijn gevallen.
Daarom heeft Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven om satan, wereld en eigen boze vlees te overwinnen.
Als u die strijd niet kent, wil God u dat leren.
Bid om wat u mist te mogen ontvangen!
God wil geven wat u ontbreekt.
Overwinning aan verliezers.
Dat brengt ons bij de tweede gedachte.
De Banier is gegeven voor de eenheid.
Deze psalm staat in Gods Woord, opdat u één zou zijn of worden met dit gebed.
Veel kleinodien, kostbaarheden, zoals geloof, hoop en liefde worden in de psalm geschonken. Gegeven tot lering, tot onderwijs in Gods geboden. Voor de opperzangmeester, om dat na te zingen. Voor de hoorders op Schuschan Eduth, een wijs die liefelijk is, naar het hart is.
Wat heeft God ons veel kostbaars in deze psalm gegeven!
God heeft heel Zijn kerk veel mooie dingen gegeven. Gezondheid, na tijden van ziekte. Voorspoed in het maatschappelijke en kerkelijke leven. Geestelijke vrienden of goede bekenden. Zoete banden door het Woord. Gelegenheid gegeven om naar de kerk te gaan. Overdenk zelf eens alle dingen uit uw leven!
Helaas staan er in de psalm ook minder mooie dingen bij.
Het volk had in Saul een koning gekregen waarvan aanvankelijk leek dat hij God vreesde. Maar door zijn ongeloof en door zijn wanbestuur is het land tot aan de afgrond gebracht.
Het sterven van Saul had verdeeldheid onder het volk gegeven.
God is toen met zijn oordelen gekomen.
De dichter belijdt: God heeft hen verstoten en gescheurd (vs.3);
God heeft het land geschud en gespleten, het hele land is ziek en wankelt ten dode toe (vs.4); zoals een man dronken van de wijn niet kan blijven staan (vs.5).
We zouden nog veel meer kunnen opsommen van al het verkeerde dat het volk gedaan had.
En dan zouden wij in onze tekst vs.6 verwachten: “daarom zal God hen voor eeuwig verstoten, vanwege al hun grove ondankbaarheid jegens Mij en hun bedreven ongerechtigheden tegenover hun naasten.”
Maar dat staat er niet!
Er staat dat verrassende: Maar nu …! Moet u nu eens horen! Kom en luister toe…
God doet niet wat wij verwachten, naar dat wij verdiend hebben.
God gedenkt in Zijn lankmoedigheid in Christus aan Zijn genade.
God geeft niet de welverdiende straf.
Maar nu heeft God een banier gegeven.
Naast het hoorbare evangelie, en naast de merkbare oordelen over de wereld, staat als een zichtbaar teken en zegel van Gods genade: God heeft een banier gegeven!
Een banier
Hoe moeten wij een banier in die tijd voorstellen?
Soms was het niet meer dan een stok. Denk maar aan Mozes, die in de strijd tegen Amalek alleen zijn staf omhoog hield. Die opgeheven staf wees omhoog, naar de troon van God. En omdat die biddende Mozes zijn opgeheven handen niet voortdurend omhoog kon heffen, werden zijn armen ondersteund door de medebidders Aaron en Hur.
Na de door God gegeven overwinning heeft Mozes een uit dankbaarheid een altaar opgericht. Hij noemde dat: de HEERE is mijn Banier. (Ex.17:15). God kreeg de eer van de zege!
Die stok wees dus omhoog. Net als een kerktoren. Hoog, omhoog, het hart naar boven! In de weg van het gebed is de overwinning van God te krijgen.
God is mijn Licht, mijn Heil, wie zou ik vrezen? God is mijn Sterkt. Mijn steenrots, burcht en helper is de HEERE. Mijn God, mijn rots, mijn zaligheid, mijn eer.
Later werden in plaats van kale stokken ook wel verzilverde lansen als banieren gebruikt. Soms was er een gouden bal aan de punt van die speer gemaakt.
Er werden soms kleine maar ook wel lange vaantjes aan bevestigd.
Bij grotere vaandels werden er zelfs prachtige vierkante vlaggen met een kunstig geborduurd symbool meegevoerd.
Denk maar aan de verschillende vaandels die de stammen van Israël hadden, toen zij in de woestijn rondom de tabernakel gelegerd waren. (Num.2)
Er waren soms metalen vaandels, brede koperen of ijzeren platen, schijnbaar onverwoestbare banieren.
Maar meestal gebruikte men vlagdoeken van verschillende kleuren, soms met afbeeldingen.
De mooiste voorbeelden van banieren vinden we op twee plaatsen in Hooglied.
Allereerst wordt in Hooglied 2:4 gezegd: de liefde is Zijn banier over mij. Dat wil zeggen, dat je onder de beschutting van Gods liefde veilig bent. Deze Bruidegom beschermt Zijn bruid door Zijn leven te geven.
Daarom belijdt in Hooglied 5:10 de zwarte bruid: Mijn Liefste is blank en rood, Hij [draagt de] banier boven tienduizend. Letterlijk staat er niet dat haar Liefste de banier draagt, maar dat Hij de banier is.
Hij is haar Enige. Elke andere banier biedt geen beschermende liefde.
Wij kennen in onze tijd die verschrikkelijke zwarte vlaggen van de haat. Op die oorlogsvlaggen staat in het Arabisch: ‘Er is geen god dan allah’. En in een witte cirkel staat: ‘Mohammed is de profeet van God’. Waar die vlaggen worden geplant, wordt het bloed van onschuldigen vergoten. Zwart wijst op de dood.
Maar de Banier van Christus’ kerk is een witte vlag. Overal waar de witte vlag van het evangelie van de gekruisigde Christus wordt geheven, wordt tot schuldigen gezegd dat zij zich zouden overgeven om genade te ontvangen.
Het leven is... geen vrede alhier,
geen wapenstilstand vragen:
het leven is de Kruisbanier,
tot in Gods handen dragen!
En waar dient deze banier voor?
Om die op te werpen
Allereerst was een banier bedoeld om een teken te geven.
Met vlaggen werden signalen gegeven, zodat men wist waar en wanneer werd aangevallen.
Een banier is het teken van de plaats waar rondom de strijders zich verenigen en vergaderen.
In Jes.11:10 en 12 wordt gezegd: het zal geschieden ten zelven dage, dat de heidenen naar … een banier der volken, zullen vragen, en Zijn rust zal heerlijk zijn. Want de Heere zal een banier oprichten onder de heidenen, en Hij zal de verdrevenen van Israël verzamelen, en de verstrooiden uit Juda vergaderen, van de vier eilanden des aardrijks.
Onze gereformeerde vaderen zeggen: Een banier dat is: tot welke zij zullen vergaderen en samenkomen in enigheid des geloofs, de volken van de ganse aardbodem.
Het gaat hier niet om een menselijk gedenkteken, maar om wat God in Christus heeft gegeven. Hand.4:12 Er is geen ander teken, geen andere Naam, onder de hemel aan de mensen gegeven, waardoor wij moeten zalig worden.
De banier is dus een zichtbaar waarteken en zegel van Gods genade in Christus.
Zoals de regenboog voor de gehele wereld een teken is van Gods trouw en bewaring, zo is deze Banier een zichtbaar teken voor heel de wereld dat God in Christus Zijn strijdende kerk beschermt en bewaart en de overwinning zal geven.
Overdenk eens wat dat betekent en verzegelt.
God geeft geloof en gevoel van Zijn overvloeiende liefde. Hij stort die liefde uit in het hart.
God laat in dat teken Zijn weg zien, Die Hij houdt. Hij gaat voor. Zijn kinderen volgen Hem.
God toont dat dit Zijn wijze is om Zijn beminden te verlossen. Na de strijd zal er vrede zijn.
God leert dat Hij Zijn volk de zegen geeft door Christus. Zij schuilen achter het schild des geloofs.
God belooft de overwinning in dit teken. De overwinning is behaald voor die op de gegeven Banier zien.
God zegt toe te bescherming in dit en in het toekomende leven. Alle dingen moeten medewerken.
God roept om onder deze Banier zich te verenigen. Vijanden komen met de bede om vergeving.
Ondanks alle verscheidenheid van de tegenstanders: Christus is het Hoofd van Zijn Kerk.
Het gaat in de kerk en maatschappij niet om te strijden voor eigen gedachtengoed.
Maar het gaat er om of we onder de zeggenschap van Koning Jezus staan!
Met alle klem roepen we vijanden op: bekeert u toch… Vlucht niet van Hem weg, maar vlucht tot Hem! Wendt u tot Hem en wordt behouden …
Men tuimelt wel, en wonden krijgt
men dikwijls, dichte en diepe.
Toch vlucht geen weerbaar man, die strijdt
Al zou de dood hem grieven.
Onder die banier, aan de voeten van Christus, zullen zij niet de eeuwige dood sterven, maar leven.
Het komt dus aan op de eenheid met Christus door het geloof.
In het ware geloof zullen ze daarin allen één zijn.
Wat een zegen als ze als man en vrouw, jongen of meisje, die geestelijke eenheid kennen. Want ondanks alle verscheidenheid in leeftijd, interesses, manier van uiten, hebben ze toch alleen Eén zelfde Zaligmaker nodig.
Want uiteindelijk is één ding nodig.
Ze hebben allen nodig te schuilen tegen toorn Gods over hun zonden, bij hun Leidsman, achter het schild des geloofs, onder de Banier.
Waarom?
Dat brengt ons bij onze derde gedachte.
In deze psalm wordt de Banier gegeven aan hen die als schuldige, leugenachtige zondaren door het geloof met Christus verenigd worden: vanwege de waarheid.
Wat wordt daar mee bedoeld?
De uitleggers hebben moeite met de vertaling en verklaring van dit gedeelte.
Er zijn vertalingen die suggereren dat zij die onder die banier zijn juist wegvluchten: dus niet veilig zijn!
Zij vertalen niet dat die banier gegeven is om op te werpen, maar dat die banier gegeven is om met een gunstig aftocht zich te mogen terug trekken. Dan staat er volgens hen: om de aftocht te dekken. Of: om ons te laten ontkomen. Of: om ons te laten ontsnappen.
We willen die vertaling en gedachten niet volgen.
Alle oudere vertalingen, zowel Luther en Calvijn verklaren juist dat hier het tegenovergestelde staat.
Niet wegvluchten, maar onder deze Banier juist sterke weerstand bieden.
In de Bijbel wordt het woord opwerpen vaak gebruikt om de vijand te weg te versperren. Dat deed men door wallen of barricades op te werpen en wegversperringen te plaatsen.
Dat blijkt ook uit het vervolg.
Er moet nog veel strijd gestreden zijn…
De vijand rukt vast aan, met opgestoken vaan.
Die moet tegengehouden worden.
En het geloof zegt: God zal de overwinning geven.
Hoe weet de dichter dat?
David zegt dat Hij het zelf uit de mond van God heeft gehoord.
In Zijn heiligdom.
Toen week alle vrees voor de komende vijand.
Toen kwam de vreugde des heils over de overwinning.
En hij mocht opspringen van vreugde.
Hij noemt de plaatsen waar alle tegenstand verbroken zal worden.
Niet alleen in Sichem en het dal van Sukkoth.
Maar ook in Gilead, Manasse en Efraïm, Juda.
Vijandige buurlanden Moab dat is Edom, en spottende Filistijnen zullen geschenken brengen.
Een vijand wordt niet overwonnen door hem te onderwerpen.
Een vijand wordt ingewonnen door het opwerpen van de Banier.
Wanneer u nog een vijand van vrije genade bent, verhard u toch niet in uw verzet. Lever toch de wapens van tegenstand in. Opdat u straks niet voor eeuwig in een smartelijke strijd vrede met God zult missen.
Voor u wordt nu de Kruisbanier opgeworpen!
Er wordt ook wel vertaald ‘door de Banier omhoog te heffen’.
Zoals Mozes de koperen slang in de woestijn verhoogd heeft.
Ieder die op de omhoog geven Banier ziet zal niet sterven.
Zo draagt de vaandrig voor koning Jezus de banier, en heft die hoog omhoog.
Christus is eenmaal aan het kruis verhoogd en gestorven, vanwege onze zonden. Opdat doodschuldigen die op Jezus zien, niet sterven maar leven.
Ja wat meer is, Christus is nu door Zijn Vader in de hemel verhoogd en is daar gezeten om te bidden en te zegenen.
Naar de verheven Zoon van David wijst de opgeheven Banier.
Om uw gebeden en harten op te heffen naar omhoog.
Christus zal verhoren als wij in onze gebeden onze gebeden opheffen tot Hem Die in de hemel zit.
Allen die God vrezen zullen zich verenigen in het gebed. Voor en met elkaar. Om bekering voor het nageslacht, familie, vrienden, bekenden, voor de hele strijdende kerk.
En de Heere zal de overwinning geven.
Op Zijn tijd, op Zijn wijze, in Zijn mate.
De opgeworpen Banier is dus een teken en zegel.
Welzalig hij die al zijn kracht en hulp alleen van Hem verwacht.
Zult u sterk aanhouden in de gebeden?
Schuilend achter Christus onze Banier!
Eén in het aanhoudende gebed.
En wees dan niet vertwijfeld over de verhoring.
Let eens op de vraag in vers 11 en het antwoord in vers 12.
In vers 11 staat de vraag: Wie zal mij voeren in een vaste stad?
Wie zal mij … leiden tot in Edom?
Wie … ?
Zal mij … ?
In vers 12 staat het antwoord: Zult Gij het niet zijn, o God!
Dat doet ons denken aan het gebed van Paulus in Rom.7:24-25.
Wie … zal mij … verlossen uit het lichaam dezes doods?
Ik dank God, … door Jezus Christus, onzen Heere.
Het leven is een' krijgsbanier,
door goede en kwade dagen,
gescheurd, gevlekt, ontvallen schier,
kloekmoedig voorwaarts dragen.
En dan komt de overwinning niet omdat de strijders zo dapper zijn om die Banier te dragen.
Zij dragen helemaal niets bij aan de overwinning.
Zij kunnen alleen maar schuilen achter die Banier.
Prins Immanuel heeft het kruis gedragen en de schande veracht.
Hij geeft Zijn volk de zegen.
Als teken daarvan is de Banier opgeworpen. En dan staat er nog achter vanwege de waarheid.
Ook dit woord heeft de verklaarders voor vragen gesteld.
Sommigen hebben het vertaald als: vanwege de boogschutters van de vijand, waaraan men wil ontsnappen.
Of: vanwege pijl en boog waaraan men wil ontkomen.
Als men zo’n vertaling aan dit woord geeft, dan heeft het in ieder geval een negatieve dreigende lading.
Dan zou niet de waarheid overwinnen, maar juist het tegenovergestelde: de leugen zou regeren…
Maar de oude reformatorische vertalers hebben hier juist iets heel positiefs gezien.
Deze slot woorden ‘vanwege de waarheid’ kunnen we ook vertalen als: vanwege de zekerheid.
We komen ze in het Hebreeuws letterlijk tegen in Spreuken 22.
Laten we dat gedeelte eens in het verband lezen.
Er staat in Spreuken 22:17-21:
Neig uw oor, en hoor de woorden der wijzen, en stel uw hart tot mijn wetenschap
Want het is liefelijk, als gij die in uw binnenste bewaart; zij zullen samen op uw lippen gepast worden.
Opdat uw vertrouwen op den HEERE zij, maak ik u die heden bekend; gij ook maak ze bekend.
Heb ik u niet heerlijke dingen geschreven van allerlei raad en wetenschap?
Om u bekend te maken de zekerheid van de redenen der waarheid; opdat gij de redenen der waarheid antwoorden moogt dengenen, die u zenden.
We kunnen daaruit concluderen dat de Banier wordt opgeworpen vanwege de waarheid, de zekerheid dat de overwinning behaald is en verkregen zal worden.
Vanwege de waarheid heeft hier dus een hele stellige betekenis.
Hier wordt ten overvloede nog eens gezegd dat de waarheid een zekerheid is, waar u op aan kunt.
God heeft aan hen die Hem vrezen in de Banier een vast en zeker teken gegeven waar zij op aan kunnen.
Hij zal hen niet verlaten of begeven.
Op grond waarvan weten zij dat?
Heel eenvoudig gezegd: omdat God het beloofd heeft.
Gods Woord is de waarheid.
Zijn beloften zijn betrouwbaar.
Dat is niet een soort koude kille redenering.
Maar dat is de hartelijke overtuiging die de Heilige Geest in een bevend, biddend hart legt:
Geef Gij ons hulp uit de benauwdheid,
want des mensen heil is ijdelheid.
En dat doet met een hartelijk vertrouwen belijden:
In God zullen wij kloeke daden doen,
en Hij zal onze wederpartijders vertreden.
Dan zal ’t gejuich ten hemel klimmen.
Amen.