Deuteronomium 3:23-27 'Ook bad ik de Heere om genade' ds. P. den Butter

Preek over Deut. 3:23-27 van ds. P. den Butter

Liturgie:

Psalm 78: 7,8

Wet des Heeren/Geloofsbelijdenis

Schriftlezing: Numeri 20: 1-13;

                     Deut. 3: 23-29

Psalm 106: 18

Psalm 94: 6,7,8

Preek over Deut. 3: 23-26:

Ook bad ik de Heere om genade, zeggende terzelfder tijd:…..

Psalm 99:7

Psalm 89: 4

Gemeente,

We hebben zojuist al twee gedeelten gelezen uit de boeken van Mozes. Een gedeelte uit Num. 20 en een uit Deut. 3. Laten we er nog een derde gedeelte aan toevoegen. Dit keer uit het boek Leviticus. Daar lezen we in hoofdstuk 10, de verzen 1 tot en met 3:

En de zonen van Aäron, Nadab en Abihu namen ieder zijn wierookvat en deden vuur daarin en legden reukwerk daarop en brachten vreemd vuur voor het aangezicht des Heeren, hetwelk Hij hun niet geboden had.

Toen ging een vuur uit van het aangezicht des Heeren en verteerde hen; zij stierven voor het aangezicht des Heeren.

En Mozes zeide tot Aäron: Dit is het, wat de Heere gesproken heeft, zeggende: In degenen die tot Mij naderen zal Ik geheiligd worden en voor het aangezicht van al het volk zal Ik verheerlijkt worden. Doch Aäron zweeg stil.

Mozes wist het dus wel. Hij wist het zelfs heel goed. De Heere wil geheiligd worden, met name in en door hen, die tot Hem naderen. Dat wil zeggen, dat de Heere er met grote aandacht op let hoe zij, die door Hem met een ambt bekleed zijn, zich in de uitoefening van hun ambt gedragen. Beseffen zij dat zij een grote verantwoordelijkheid dragen en dat het er heel nauwkeurig op aankomt welk beeld zij van de Heere vertonen? Is in hun doen en laten iets te zien van Wie de Heere is?  Ja, Mozes wist heel goed hoe het moest zijn en waar het in het leven van de twee zonen van Aäron aanhad ontbroken. Aäron wist het trouwens ook heel goed. Hij kon niet anders doen dan Mozes gelijk geven.

Maar Mozes heeft deze wetenschap niet steeds toegepast. Met name toen het er op aankwam om zelf de Heere te heiligen voor de ogen en oren van het volk, maakte hij ernstige fouten. Fouten waarover hij door de Heere gestraft werd. En toen hij de Heere vroeg Zijn vonnis te herzien werd dat verzoek met stelligheid afgewezen. Daarvan heeft hij toen heel eerlijk het volk op de hoogte gesteld. Daarover horen we in de tekst, die u werd voorgelezen.

Mozes vertelt aan Israël dat de Heere Zijn verzoek heeft afgewezen

1.                  Dat God dat doet;

2.                  Waarom God dat doet

3.                  Waarom Mozes dit aan Israël vertelt

                          ----

1.                  Dat God Mozes’ verzoek afwijst

We luisteren eerst naar Num. 20. Het volk Israël komt weer eens in verzet. Ze hebben geen water. Dat is natuurlijk niet eenvoudig. Dat ze zich zorgen maken begrijpen we. Alhoewel, zoiets was eerder ook al gebeurd en toen had de Heere uitkomst gegeven. Zou Hij dat nu niet weer kunnen doen? Zou het daarom niet beter geweest zijn als men een bidstond had gehouden om gezamenlijk de nood aan de Heere voor te leggen? Waarom wordt dat dan niet gedaan?

Maar nee, ze murmureren. Tegen Mozes en Aäron. Ook tegen de Heere. Zware beschuldigingen worden geuit. De Heere wordt verdacht van kwaad opzet. Hij zoekt de ondergang van het volk, zo zeggen ze.

Mozes hoort het allemaal aan. De Heere ook. En wat doet de Heere? Hetzelfde als wat Hij wel vaker gedaan heeft, namelijk Israël dreigen met de ondergang? Nee, wonderlijk genoeg doet Hij dat niet. De Heere wil Zijn barmhartigheid betonen. Hij belooft het volk ook dit keer weer water te geven. Meer dan genoeg water! Mozes moet het volk daarom bij de steenrots samenroepen en dan moet Mozes tot de rots spreken. Doet hij dat, dan zal de rots water geven en het volk kan drinken en ook hun vee te drinken geven.

Mozes is het er niet mee eens. Ja, hij doet wel wat de Heere hem opdraagt. Dat wil zeggen: Hij roept het volk samen. Maar dan houdt zijn gehoorzaamheid op. Spreekt Mozes dan tot de rots? Nee. Wel spreekt hij, maar tegen het volk en daar had hij geen opdracht voor gekregen. Zeker niet om tegen het volk zware beschuldigingen in te brengen. Weerspannigen, noemt hij hen. Ja, dat zijn ze. Maar Mozes hoeft dat dit keer niet te zeggen. De Heere zegt dat dit keer ook niet.

En wat doet Mozes tegenover de rots? In plaats van er tegen te spreken slaat hij erop met zijn staf. Twee keer zelfs. In grote toorn. Het liefst zou hij het volk zo slaan. En dan doet hij daarbij ook nog net alsof hij en Aäron ervoor zullen zorgen dat er water komt. En ja, dan komt er wel water, maar dat is niet aan Mozes te danken. Dat is uitsluitend Gods genade.

Dan volgt de straf. Mozes krijgt te horen dat de Heere Zich over Zijn gedrag en dat van zijn broer zeer vertoornt. Zij zullen worden gestraft. Zwaar gestraft. Zij zullen het volk niet in het beloofde land mogen brengen. Daar blijven zij buiten. Ja, daar blijven zij buiten. De grens zullen zij niet passeren. Het land, waar ze naar hebben uitgezien, gaat voor hen dicht.

Een zware straf. Begrijpelijk, dat we zo denken. Laten we het maar eerlijk zeggen: Deze straf vinden we eigenlijk te zwaar. Zoveel lange jaren heeft Mozes met groot geduld dit volk geleid. Wat hebben ze hem veel moeite aan gedaan, maar steeds weer bleek zijn liefde voor het volk sterk en groot. Hij verdroeg al hun nukken. En nu heeft hij één keer maar zijn geduld verloren en niet gedaan wat de Heere hem had opgedragen. Is die ene keer dan zo erg dat er deze zware straf op moet volgen?

Mozes is het er ook niet mee eens. Hij begrijpt het ook niet. Hoe kan de Heere dat nu doen? Hij kan zich er ook niet bij neerleggen. Hij komt ertegen in verzet. Dat blijkt wel als hij de Heere gaat vragen of Hij het vonnis alstublieft wil herzien en  Mozes toch zal willen binnen laten in Kanaän. Begrijpelijk toch? Als de Heere dan zo genadig handelt met Israël, zou Hij dan ook geen genade willen bewijzen aan Mozes?

Maar de Heere zegt: Nee, Mozes, het vonnis blijft zoals is gezegd. U moet er ok niet meer over spreken. Ik wil er ook niets meer over horen. Het vonnis is echt definitief. Meer dan eens mocht Mozes de Heere verbidden. Met name als hij voorbede deed voor het volk. Dan hoorde de Heere naar hem en herzag Hij het vonnis. Maar nu Mozes voor zichzelf bidt wijst de Heere zijn verzoek af. In duidelijke woorden, die niet voor meerdere uitleg vatbaar zijn.

Maar waarom dan? Wat is er dan zo erg in Mozes’ zonde?

2.                  Waarom God Mozes’ verzoek afwijst

Laten we de vraag nog maar eens stellen. Waarom die zware straf? Daar zitten ook wij mee, nietwaar?

Om te beginnen mogen we niet vergeten dat Mozes en Aäron op verantwoordelijke plaatsen staan. De Heere heeft hen met een ambt bekleed. Zij zijn ambtsdragers en in die functie naderen ze tot de Heere. Dat doen zij als de vertegenwoordigers van het volk. Maar dan komt het er wel op aan dat ze dit doen op een manier die de Heere werkelijk heiligt.

Wat is dat dan, God heiligen? Dat is het juiste beeld van de Heere laten zien. In woord en daad moeten deze ambtsdragers laten uitkomen hoe de Heere is. Zo moeten ze het volk leren de nodige eerbied voor de Heere te hebben. Maar ook moet in hun voorbeeld uitkomen dat Israëls God barmhartig en genadig is. Al Gods deugden zullen van tijd tot tijd door de ambtsdragers  moeten worden vertoond. We zouden ook kunnen zeggen, dat ambtsdragers door de Heere bedoeld zijn als identificatiefiguren voor het volk.

Vertoonde Mozes bij de steenrots het ware beeld van de Heere? Nee! Hij gaf het volk de indruk dat de Heere alleen maar strikt rechtvaardig is en dat het volk daarom straf en oordeel verdiende. En dat nadat de Heere tegen Mozes gezegd had, dat Hij water zou geven en daarin Zijn barmhartigheid zou betonen. Mozes wilde toen echter van die barmhartigheid niets weten. Die gunde hij het volk niet.

Gods beeld vertonen. Met woord en daad laten uitkomen wie de Heere is. Dat is de verantwoordelijkheid van ambtsdragers, ook vandaag. De mensen moeten aan hen kunnen zien dat zij het zijn, die tot de Heere naderen. Vertonen ze een eenzijdig beeld van de Heere, dan doen ze Hem tekort. Als zij alleen maar weten dat God genadig is en als ze het daar alleen altijd over hebben, stellen ze de Heere onjuist voor. Ook als ze alleen maar benadrukken dat de Heere rechtvaardig is en de zonde niet ongestraft laat, doen ze afbreuk aan wat de Heere van Zichzelf geopenbaard heeft. Het luistert hier heel nauw. Laten de ambtsdragers zich dat goed bewust zijn.

Trouwens, niet alleen de ambtsdragers. Ieder die de christennaam draagt moet zich realiseren dat het dragen van die naam verplichtingen met zich brengt. Vertonen ze het beeld van Christus? Is er in hun leven iets zichtbaar van Wie de Zaligmaker van zondaren is? Dat zou wel zo moeten zijn.

We keren terug naar Mozes. Hij faalde in zijn positie als ambtsdrager en dat wordt hem ernstig aangerekend. Is dat verkeerd van de Heere? Had Hij dit Mozes niet zo zwaar moeten aanrekenen?

Daar komt echter nog wat bij. In zijn boze toespraak tot het volk maakte Mozes nog een andere, ernstige fout. Hij stelde het zo voor, dat hij, samen met zijn broer, het volk water zouden geven. Door het zo te zeggen plaatst hij zichzelf in het middelpunt en maakt hij zichzelf, samen met Aäron veel belangrijker dan zij in werkelijkheid zijn. Hij plaatst zichzelf in Gods plaats. Zeer aanmatigend is dat. Ook dat moet de Heere hem grondig afleren. Het doet immers afbreuk aan wat Hij het volk wil leren. Ook om deze reden is de straf rechtmatig. Nee, God doet geen onrecht. Op geen enkele manier. 

En dan is er nog iets waarmee Mozes de toorn des Heeren heeft opgeroepen. Mozes heeft Gods Evangelie verduistert. Hij sloeg immers op de rots, terwijl de Heere gezegd had dat hij tot de rots moest spreken. Dat was ongehoorzaamheid en op zichzelf ook al ernstig genoeg. Maar erger is, dat hij hierdoor Gods Evangelie verduisterde.

Hebt u zich nooit eens afgevraagd waarom de Heere aan Mozes de eerste keer opdroeg op de rots te slaan (Ex. 17) en waarom Hij de tweede keer beval tot de rots te spreken? Waarom dit verschil?

Tijdens de geschiedenis van heel het Oude Testament is de Heere bezig Zijn Evangelie te verkondigen. De blijde boodschap aangaande de Persoon en het werk van de door Hem beloofde Verlosser. Duidelijk deed de Heere dat onder meer in de erediensten in de tabernakel. Maar ook op andere manieren deed Hij dat. Ook door middel van de steenrots.

Wat was die steenrots? Waar sprak die van? Was dat alleen maar een massief enorm stuk steen? Nee, die steenrots werd door de Heere bedoeld om Israël geestelijke lessen te leren. Om daar meer van te verstaan moeten we de eerste brief van Paulus aan de gemeente van Corinthe opslaan. In hoofdstuk 10 van die brief herinnert de apostel aan de gebeurtenissen tijdens de woestijnreis van Israël. Heel dat volk was door de zee heengegaan. Allemaal waren ze onder de wolk. Allemaal aten ze dezelfde geestelijke spijs en dronken ze dezelfde  geestelijke drank uit de geestelijke steenrots, die volgde. En dan zegt Paulus: De steenrots was Christus (vs. 4).

De steenrots was Christus. Die zag op Christus en wees heen naar Christus. Gods bedoeling met die steenrots was Israël iets te leren van de Beloofde. Zoals de steenrots was, zal Christus zijn. Begrijpt u?

Omdat de Heere door middel van de steenrots Christus aan het volk wilde voorstellen, moest die rots de eerste keer geslagen worden.  Op die manier zou er water uit komen. De boodschap is dan, dat Christus geslagen moet worden, wil er uit Hem geestelijk heil kunnen voortkomen. Christus is dan de geslagen Steenrots.

Maar als de Steenrots geslagen is hoeft hij niet nog een tweede keer geslagen te worden. Christus hoeft niet twee maal aan het kruis genageld en gedood worden. Eenmaal is genoeg. Wat er daarna moet gebeuren? Dan hoeft er alleen maar tot de Steenrots gesproken te worden. Een zondaar die opnieuw dorst heeft mag tot de geopende Fontein gaan om zo uit Christus bediend te worden.

Dat Evangelie wilde de Heere aan Zijn volk voorhouden, maar door het verkeerde gedrag van Mozes werd dit Evangelie verduisterd. Met andere woorden: Mozes hield het Evangelie van het volk weg, zodat ze het niet zouden horen. Wiens hand was daarin? Wie wil het Evangelie bij mensen vandaan houden? Niemand anders dan de duivel. En die duivel bedient zich hier van Mozes en Mozes laat zich door hem gebruiken! Begrijpt u nu dat Mozes’ zonde geen geringe overtreding was en daarom ook een zware straf verdiende? Begrijpen we nu ook, dat de Heere Mozes’ verzoek om herziening van het vonnis wel moest afwijzen?

Het gaat bij Meriba en in heel de gebedsworsteling van Mozes om hetzelfde als waarom het gaat in Zondag 4 van onze Catechismus. Daar wordt de vraag gesteld of God de zonde ongestraft wil laten. Het antwoord is ontkennend. Dat zal God niet doen. Zijn gerechtigheid eist genoegdoening. Dan volgt de vraag of de Heere ook niet barmhartig is. Zou God dan vanwege die barmhartigheid de zonde dan niet willen kwijtschelden? Het antwoord laat geen twijfel over. Ja zeker, God is ook barmhartig, maar die barmhartig betoont Hij nooit los van Zijn gerechtigheid. Dat wil zeggen, dat de Heere Zijn barmhartigheid zeker wil bewijzen, maar alleen in een weg waarlangs ook Zijn gerechtigheid gehonoreerd wordt. Dus nadat aan de eisen van Zijn recht is voldaan.    

Heeft Mozes dit alles begrepen? Is de ernst en het gewicht van zijn zonde tot hem doorgedrongen en heeft hij die schuld ook eerlijk voor de Heere beleden? Nee, dat heeft Mozes niet gedaan. Hij zag niet in, hoe erg zijn zonde was in Gods ogen. Mozes zag het kwaad niet in het juiste licht. Hoe we dat weten?

Laten we maar eens wat nauwkeuriger letten op Mozes’ gebed. Laten we dan niet alleen letten op wat hij zegt, maar ook op wat hij niet zegt. Wat iemand niet zegt is soms namelijk wel zo belangrijk als wat wel wordt gezegd.

Mozes bidt om genade, zo zegt hij zelf. Hoe doet hij dat? Allereerst herinnert hij de Heere eraan, dat Deze zoveel grote dingen gedaan heeft. Dingen, waar de Heere Zich een Naam mee maakte. Mozes denkt daarbij uiteraard aan de verlossing uit Egypte, de doortocht door de Schelfzee en de uitreddingen die de Heere aan Zijn volk gaf tijdens de reis door de woestijn. Zijn grootheid en Zijn sterkte zijn daarin zichtbaar geworden. Mozes is daar zelf keer op keer getuige van gewest. Als hij daarop ziet kan hij niet anders concluderen dan dat de Heere groter is dan alle andere goden.

Wat nog meer is, is dat de Heere in al deze dingen naast Zijn almacht en grote kracht ook Zijn barmhartigheid bekend gemaakt heeft. Hij deed dit alles immers ten behoeve van zondige en schuldige mensen, die met hun opstandigheid al Gods gunsten hadden verbeurd.

Welnu, als de Heere dan zo goedertieren met Israël wilde handelen en steeds weer betoonde dat Hij hen in genade aanzag, zou God dan ook niet aan Mozes genadig kunnen en willen zijn? Vanuit deze gedachte vroeg Mozes toen of de Heere hem wel permissie zou willen geven om het beloofde land binnen te gaan. Die genade zou hij zo graag toch nog willen ontvangen.

Ongetwijfeld zijn er zeer goede elementen in Mozes’ gebed. Een beroep doen op Gods almacht en op Zijn barmhartigheid is niet verkeerd. Stellig niet! Maar hebt u niet wat gemist in dit gebed? Ontbreekt er niet iets aan wat nu juist in Mozes’ situatie niet mocht ontbreken? Wat ik bedoel?

Waar is hier de schuldbelijdenis? Horen we Mozes tegenover de Heere erkennen dat zijn ogen inderdaad open gegaan zijn voor de grootheid van zijn kwaad? Is zijn zonde hem tot smart? Beseft hij wat hij de Heere heeft aangedaan en zegt hij dat met diep verdriet ook tegen de Heere uit? Nee, van dat alles is niets te bespeuren. Als Mozes al iets van zijn zonde heeft gepeild, dan is dat nog maar erg oppervlakkig geweest.

Er waren tijden dat Mozes heel anders bad. Denk bijvoorbeeld aan Psalm 90.Daar horen we hem wel schuld belijden. Want wij vergaan door Uw toorn en door Uw grimmigheid worden wij verschrikt. Gij stelt onze ongerechtigheden voor U, onze heimelijke zonden in het licht van Uw aanschijn. Wie kent de sterkte van Uw toorn en Uw verbolgenheid naardat Gij te vrezen zijt? (vss. 7,8,11).Heel ootmoedig boog Mozes daar voor de God tegen wie Israël gezondigd heeft. Alle grond zonk daarbij onder zijn voeten weg.

Dit keer is zijn bidden heel anders. De oprechte belijdenis van zonde ontbreekt en wat zegt dat? Dat zegt ons, dat Mozes tijdens dit bidden nog helemaal niet op zijn plaats is. Nog altijd denkt hij klein van zijn zonde. Nog altijd beseft hij niet, wat hij wel zo goed wist toen de zonen van Aäron dood neervielen en wat hij toen tegen zijn broer zei. Toen wist hij het zo goed, dat de Heere geheiligd wil worden in hen die tot Hem naderen en dat de Heere hen die daarin falen, terecht straffen zal. Maar nu het Mozes zelf raakt lijkt dit besef geheel verdwenen te zijn. Nu hij God niet geheiligd heeft zou de Heere dat maar over het hoofd moeten zien.

Wat zegt dit? Dat ook een kind des Heeren, die al het een en ander geleerd heeft op de school van de Heilige Geest, toch nog weer in de zonden kan vallen en er dan niet eens erg in heeft hoe erg dit is. Ook een man als Mozes is niet uitgeleerd op die school. Ja, hij moet daar steeds weer opnieuw onderwijs ontvangen ook in het vak dat ellendekennis heet. Ja, zelfs een man als Mozes is nooit af-bekeerd.

Mozes heeft Gods antwoord ontvangen. Een definitief antwoord. Mozes hoeft op geen verandering van het vonnis te rekenen. De grens van Kanaän blijft gesloten. Heeft Mozes het toen begrepen? Is hij het er toen mee eens geworden? Heeft hij toen leren berusten? Ja, dat heeft hij. Hij is het met de Heere eens geworden. Hoe we dat weten? Eenvoudig uit het feit, dat hij dit alles heel eerlijk aan het volk vertelt.

3.                  Waarom Mozes dit alles vertelt

Ze zijn nu bijna aan de grens van Kanaän gekomen. Het kan nu elk ogenblik gebeuren dat de Heere het signaal geeft waaruit Israël weet dat ze het beloofde land gaan beërven. Maar dan zal Mozes niet meegaan. Daarom moet hij afscheid nemen. Dat doet Hij door nog eens Gods daden in het leven van Zijn volk te releveren. Daarnaast gaat hij ten aanhoren van het volk Gods inzettingen herhalen. En dan, te midden van dit alles, staat de mededeling omtrent Gods afwijzing van Mozes’ gebed. Mozes heeft het nodig geoordeeld op deze manier iets uit zijn eigen leven  aan Israël bekend te maken.

Af en toe gebeurt het, dat een bijbelschrijver iets uit zijn eigen leven vertelt. Paulus doet dat bijvoorbeeld in Filipp. 3. Mozes doet het ook. Een fragment uit zijn gebedsleven. Een stukje persoonlijke bevinding. Waarom doet hij dat? Daar heeft hij een paar goede redenen voor.

Mozes is het zich goed bewust geworden, dat hij gefaald heeft. Ernstig is hij te kort geschoten. Het volk weet dat ook. Maar het zou best wel eens zo kunnen zijn, dat er in Israël waren, die de straf die de Heere Mozes oplegde, wel erg zwaar vonden. Te zwaar zelfs. Zo dacht Mozes ook, maar het is hem nu duidelijk, dat hij zo niet mocht denken. Evenmin mag het volk zo denken. 

Mozes heeft moeten erkennen dat hij ondanks alle andere dingen, toch niet meer is dan een zondaar. Wel een begenadigde zondaar, maar niettemin een zondaar. Mozes kan zichzelf niet meer op een voetstuk plaatsen. Maar het volk mag dat ook niet met hem doen. Ze mogen nooit in Mozes gaan eindigen, alsof hij het volk in Kanaän gebracht heeft. Nooit mogen ze hem zo gaan vereren, dat hij de plaats van God gaat innemen. Dat wilde hij wel doen bij Meriba, maar hij heeft nu beseft hoe erg dat is.

Israël moet weten, dat Mozes niet de grote leider van het volk is. Wat hij was, was hij enkel en alleen omdat God dat van hem gemaakt had. In zichzelf is ook Mozes een man die struikelt en valt. En als zo’n man gered wordt, dan wordt hij als een brandhout uit het vuur gerukt. Meer niet.

Ze moeten het ook nooit in hun hoofd halen om Mozes hoog op te hemelen. Zeker, hij was een groot man in de dienst des Heeren. Maar het was niet zonder bedoeling dat de Heere hem liet struikelen. Wie zal er geroemd worden? Wie zal de eer ontvangen?

Nee, geen standbeeld voor Mozes. Ook geen bedevaartsplaats in de buurt van zijn graf straks. Trouwens, ook dat voorkomt de Heere, want niemand weet precies waar de Heere hem begraven heeft. De weg nar de komende Verlosser moet open blijven. Hij, die de meer dan Mozes zal zijn, verdient alle eer en dank en lof. Daarom vertelt Mozes heel eerlijk over zijn struikeling en over het afwijzende antwoord van de Heere op zijn gebed. Mozes wil maar zeggen: Als ik zalig word, is dat alleen uit genade.

Dat is ook de enige manier waarop zondaren zalig worden. Als een brandhout uit het vuur gehaald. Net op tijd. Het is zoals de apostel Petrus zei, dat de rechtvaardige nauwelijks zalig wordt. Nauwelijks, ja. Wel zalig. Zelfs zeker zalig! Maar toch nauwelijks. De zondaar heeft ook zoveel tegen. Hij heeft zichzelf tegen. Dat vooral. En dat betekent, dat de Heere altijd werk aan hem houdt. Er moet heel wat gebeuren wil dat brandend stuk hout tijdig uit het vuur wordt gerukt.

Er is nog een reden voor Mozes om dit stukje levensbeschrijving aan het volk voor te houden. Hij heeft het volk leren kennen. Tijdens de veertig woestijnjaren hebben ze genoegzaam laten zien wie en hoe ze zijn. Wat een opstanden en wat een gemurmureer! Wat een ongehoorzaamheid en wat een ongeloof!

Nu is hij in dezelfde strik gevallen. Bij hem ook ongehoorzaamheid en ongeloof en opstand. Heel persoonlijk moet hij nu ook ervaren dat de Heere dit niet gedoogt. Daarom blijft hij buiten Kanaän. En Israël?

Ja, Israël mag het land der belofte wel in. Enkel uit genade. Maar hoe zal het in de toekomst gaan? Als ze blijven leven met diezelfde verkeerde instelling van het hart, zal de Heere hen dan niet op enig moment ook weer uit het land werpen? Zal Kanaän dan ook voor hen gesloten worden?

Dat gevaar voorziet Mozes en mede daarom vertelt hij hoe het hem wedervaren is. Hij bedoelt het als waarschuwing. Israël, pas toch op. Zie, wat de Heere aan mij doet. Houd er rekening mee, dat de Heere ook aan u zo kan doen. Wijk dan niet af van de wegen des Heeren. Wees niet ongehoorzaam en onwillig. Hoor naar Zijn stem en onderhoud Zijn geboden. Alleen dan zult u in het land der belofte kunnen blijven wonen.

Dezelfde vermanende en waarschuwende woorden horen we door heel het boek Deuteronomium heen. Uit liefde tot Israël meent Mozes het volk steeds weer te moeten wijzen op het gevaar dat een in zichzelf zondig en weerspanning volk bedreigt.

Zo is Mozes niet alleen tegenover de Heere, maar ook tegenover het volk weer helemaal op zijn plaats gekomen. Dat volk heeft hij weer lief en omdat hij het bemint waarschuwt hij zo dringend. Hij heeft ze niet voor het verderf over.

En ja, als een mens weer op zijn plaats is, zijn er van Gods kant wel eens verrassingen. Lees maar even verder dan onze tekst. Hoe eindigt hoofdstuk 3 van Deuteronomium? Met twee verrassingen.

Kanaän blijft wel gesloten voor Mozs, maar de Heere geeft hem wel iets daarvoor in de plaats. Mozes’ ogen zullen verlicht worden als hij, voordat hij gaat sterven op de berg Nebo en met die verlichte ogen zal hij het hele land mogen zien. Hij zal zien hoe de verschillende stammen van het volk daar een eigen gebied zullen ontvangen. En pas als hij dat alles gezien zal hebben, zal hij sterven. Dan mag hij een andere grens over. De grens die er is tussen het leven hier op aarde en het eeuwige leven in Gods hemel. Dan is hij in een land nog beter dan Kanaän. Oneindig veel beter!

Nog een verrassing geeft de Heere. Mozes krijgt een opvolger en in hem krijgt Israël een nieuwe leider. Hoe hij heet? Jozua is zijn naam. En Jozua is hetzelfde als Jezus: De Heere maakt zalig.

Jozua is de leidsman die Israël straks in Kanaän zal brengen. Maar deze Jozua wijst daarmee naar de grote Jozua, Jezus, die ervoor zorgt dat Zijn gekochten binnengaan in het land der rust, eeuwig in de hemelen.

Is God dan niet barmhartig? Ja, God is zeer zeker barmhartig, maar Hij is ook rechtvaardig. En als aan Zijn gerechtigheid is voldaan zal Hij Zijn barmhartigheid onbeperkt bewijzen. En zie, dat is gebeurd in Jezus!

Amen.