Zondag 7. Vraag en antwoord 22 - 23

                                           ZONDAG 7

                               Vraag en antwoord 22 en 23

 

        Psalm    93  : 1,4

        Psalm    34  : 5

        Psalm  147  : 6,10

        Psalm    71  : 10 

        Psalm    71  : 17

        1 Johannes    3

 

Onze tekstwoorden voor vanavond, grondslag voor ons catechismus­onder­wijs vindt u in 1 Johannes 3 : 23 en 24

 

En dit is Zijn gebod, dat wij geloven in den Naam van Zijn Zoon Jezus Christus, en elkander liefheb­ben, gelijk Hij ons een gebod gegeven heeft.

En die Zijn geboden bewaart, blijft in Hem, en Hij in den­zel­ven. En hieraan kennen wij, dat Hij in ons blijft, name­lijk uit den Geest, Dien Hij ons gegeven heeft.

 

Van de catechismus vraag en antwoord 22 en 23

 

22. Vr. Wat is dan een Christen nodig te geloven?

Antw. Al wat ons in het Evangelie beloofd wordt, hetwelk ons de Artikelen van ons algemeen en ongetwij­feld Christe­lijk geloof in een hoofdsom leren.

23. Vr. Hoe luiden die Artikelen?

Antw. 1. Ik geloof in God den Vader, den Almachti­ge, Schep­per des hemels en der aarde.

2. En in Jezus Christus, Zijn eniggeboren Zoon, onzen Heere;

3. Die ontvangen is van den Heiligen Geest, gebo­ren uit de maagd Maria;

4. Die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven en begraven, nedergedaald ter helle;

5. ten derden dage wederom opgestaan van de doden;

6. opgevaren ten hemel, zittende ter rechterhand Gods des al­machti­gen Vaders;

7. vanwaar Hij komen zal om te oordelen de leven­den en de doden.

8. Ik geloof in den Heiligen Geest.

9. Ik geloof een heilige, algemene Christelijke Kerk, de gemeen­schap der heiligen;

10. vergeving der zonden;

11. wederopstanding des vleses;

12. en een eeuwig leven.

            

U zult wel begrepen hebben, geliefde gemeente, dat we vanavond aan een gedeelte van de Heidelbergse Catechis­mus gekomen zijn, waarin gesproken wordt over de twaalf Artikelen des geloofs. U weet dat er in de catechis­mus drie hoofddelen opgenomen zijn, namelijk: van het geloof, het gebod en het gebed.

Het gedeelte dat spreekt, dat ons onderwijst over het geloof, vindt u tussen zondag 7 en zondag 23. Het is één geheel. Zondag 7 behan­delt de openings­vragen wat het geloof dan wel is. Zondag 23 sluit straks aan op deze twaalf Artikelen, door ons te gaan vragen: maar wat baat het u nu, dat gij dit alles gelooft, wat van nu af behandeld zal worden in twaalf Artikelen?

Wat is dan een Christen nodig te geloven? In antwoord 20 is het ingelijfd worden in Christus en al Zijn weldaden aannemen al aan de orde geweest. In zondag 7 is ook reeds behandeld, wat een oprecht of waarachtig geloof is. Niet alleen een zeker weten of kennis, waardoor ik alles voor waarachtig houd, wat ons God in Zijn Woord geopenbaard heeft, maar ook een vast vertrouwen, hetwelk de Heili­ge Geest door het Evangelie, let op dat woord Evangelie, in mijn hart werkt, dat niet alleen anderen, maar ook mij vergeving der zonden, eeuwige gerechtigheid en zaligheid van God geschonken is, uit louter genade, alleen om der verdienste van Christus wil.

En dan vanavond de vraag: wat is dan een Christen nodig te gelo­ven? Het antwoord gaat verder met dat woord 'Evangelie' uit het vorige antwoord.

Wat is dan een Christen nodig te geloven? Al wat ons in het Evan­ge­lie beloofd wordt. De catechismus is van samenstelling zo, dat alles wat ons in het Evangelie be­loofd wordt, aan de hand van de twaalf Artikelen van ons algemeen, ongetwij­feld Christelijk geloof verklaard zal worden. De laatste vraag van deze zondag is: hoe luiden die Artikelen? Daar zullen we nu niet over spreken.

U weet, dat de Heidelbergse Catechismus van ouds bedoeld is, om gebruikt te worden in de kerk, op de scholen en in de huisgezinnen. Daarom is in de catechismus ook opge­nomen: het geloof, het gebod en het gebed. Dat wil zeggen: de twaalf Artikelen, de wet des Heeren en het gebed des Heeren.

Vanavond dan: Wat is dan een Christen nodig te geloven? Tot nog toe was er gesproken over het geloof. Met dat woord geloof kunnen we twee zaken aanduiden. Aan de ene kant het geloof als een instru­ment om de weldaden aan te nemen zoals we lezen in ant­woord 20. In beeldspraak is dat weleens genoemd: de holle hand van een bedelaar. Aan de andere kant heeft het geloof ook nog een andere betekenis in Gods Woord en in de catechismus, dan betekent het woord geloof, datgene wat we dan geloven.

Zo moet u goed onderscheiden, dat er tot nog toe gespro­ken is over het geloof als over de holle hand. Wanneer er in het vervolg over het geloof gesproken wordt, dan gaat het over de inhoud van dat geloof. Wat die hand dan verwaar­digd wordt om aan te nemen. Wat die armen des ge­loofs dan wel omhel­zen. Het ging in dat geloof om een weten, een kennis en een vast vertrouwen.

Nu gaat het er over waar dat weten, waar die kennis, waar dat vaste vertrouwen zich op concentreert. Op de twaalf Arti­kelen, een samen­vatting van het heilig Evan­gelie, waarin God Zich open­baart zoals de volgende keer aan de orde zal komen, als God de Vader, God de Zoon en God de Heili­ge Geest.

Wat is dan een Christen nodig te geloven? Is het u opgevallen gemeente, dat er beslist niet staat wat móéten we geloven, maar, wat is dan een Christen nodig te gelo­ven? Ik zou het zo kunnen zeggen, wanneer er dan geloof in uw leven is, waaruit bestaat dan uw honger en uw dorst? Wat is een Christen nodig? Waar ligt de nood­druft van uw leven, wat hebt u nodig? Later volgt de vraag: waar is het te verkrij­gen? Dat weten, die kennis, dat vertrouwen, waar is het te krij­gen? Waar kan ik het halen?

Wat is dan een Christen nodig te geloven? Het is een heel belangrij­ke vraag, gemeente. Het is een Christen, ik bedoel dat niet hatelijk, niet genoeg, dat hij ge­looft wat de kerk gelooft. Het is een Christen niet genoeg dat hij gelooft, het gaat erom wat hij gelooft! Al wat ons in het Evangelie beloofd wordt, hetwelk ons de Artikelen van ons algemeen en ongetwij­feld Chris­telijk geloof in een hoofdsom leren.

Wij mogen het ons vanavond weleens realiseren, en de vraag mogen we onszelf ook weleens stellen, wàt gelo­ven we eigen­lijk? En waar komt datgene wat we geloven eigen­lijk vandaan? Is het ons soms aange­praat? U voelt wel, er staat een vraag op de achter­grond, of er iets is wat mijn leven, wat het leven des geloofs, indien nodig, corri­geert en normeert. Het is geen dode vraag, maar het is de levende vraag, van een levend geloof, van iemand die er iets van ge­proefd heeft.

Wat is die Christen nodig te geloven? Al wat ons in het Evangelie beloofd wordt, hetwelk ons de Artikelen van ons algemeen en ongetwijfeld Christelijk geloof in een hoofdsom leren. U voelt ook wel dat hier van ieder waar Christen, van ieder waar gelovige naar zondag 7, een persoonlijke vraag is opgesloten: wat is mij nodig te geloven? Heel persoonlijk, niet wat móét ik geloven, maar wat is mij nódig te geloven. Want wie de cate­chis­mus goed begrepen heeft, die heeft ook iets begrepen van onze afhankelijkheid van de Auteur van het geloof, de Heilige Geest, in het geloven. Zodat we niet meer vra­gen: wat moet ik geloven, maar wat is nodig te gelo­ven? Er is een groot verschil tussen lijdelijkheid en lijd­zaamheid! De lijde­lijkheid slaat de armen over elkaar en de lijd­zaamheid vouwt de handen.

Ten diepste geeft de vraag: wat is dan een Christen nodig te gelo­ven, richting en stuur aan onze werkzaam­heden. Waar bent u werkzaam mee? Wat is er nodig, waar­mee we werkzaam zouden zijn? Dan staat er zo'n heer­lijk ruim antwoord: al wat ons in het Evange­lie beloofd wordt, hetwelk we samengevat vinden in de twaalf Artike­len van het geloof.

Wat is een Christen nodig te geloven? Het is heel een­voudig te zeggen: al wat God heeft beloofd. Waar? In het hart van zijn kinde­ren? Ja hoor, God belooft vaak in het hart van Zijn kinde­ren, heel per­soonlijk, zodat Zijn kinderen werkzaam worden met datgene wat God beloofd heeft. Werkzaam zijn aan de genadetroon, ja werkelijk! Toch is dat het ant­woord van de catechis­mus niet.

Wat is dan een Christen nodig te geloven? Al wat ons in het Evan­ge­lie beloofd wordt. Het gaat erom gemeen­te, dat er in het geloof van de oudtestamentische kerk en in het geloof van de nieuwtesta­menti­sche kerk een eenheid is. Het geloof correspondeert altijd met datge­ne wat God be­looft. Het heilig Evangelie, daar wordt niet alleen het Nieuwe Testament mee bedoeld. Wat is dat heilig Evan­ge­lie? Laten we nog eens repeteren. Dat is het heilig Evangelie, hetwelk God Zelf eerstelijk in het paradijs geopenbaard heeft, daarna door de heilige patriarchen en profeten laten verkondi­gen. Wat is dat heilig Evange­lie? Wat God door de offer­anden en cere­mo­niën der wet heeft laten uitbeelden. Wat is dat heilig Evangelie? Dat wat Hij ten laatste door Zijn eniggebo­ren Zoon heeft ver­vuld.

Nu gaat het er van­avond niet om, geliefde ge­meente dat we bevat­ting zouden hebben van het ganse Evangelie. Daar is het verstand en het hart, zelfs van Gods kinderen, te klein voor. Als hier staat: al wat ons in het heilig Evange­lie beloofd wordt, dan is dat geen zaak van ons bevat­tingsvermogen, Goddank niet! Want welk hart zal de rijkdom Gods kunnen bevatten? Het gaat niet over ons bevattings­ver­mogen, maar over het geloof. Wat het kennen en weten betreft, heeft Paulus daarvan niet gezegd: "Wij kennen ten dele" (1 Kor.­ 13:9).

Weet u waar het om gaat? Om de harten van Gods kinderen. Als hier staat: Wat is een Christen nodig te geloven? Al wat ons in het Evange­lie beloofd wordt. Dan gaat het niet om een zekere bevatting van de zaak. Want dan zou de zaligheid er alleen zijn voor de knappe hoofden, voor de theologische professo­ren. Maar heeft de Heere Jezus Zelf niet gezegd tegen­over de theologische wetenschap van Zijn dagen: "Ik dank U, Vader! Heere des hemels en der aarde! dat Gij deze dingen voor de wijzen en ver­stan­digen verborgen hebt, en hebt dezelve den kinder­kens geopen­baard" (Matt.11:25).

Wat is dan een Christen nodig te geloven? Ten diepste betekent die vraag: wat doet dat geloof nu in het hart van een arme zon­daar? Dat geloof is zalig werkzaam buiten zich­zelf in het Woord. Dat is  werkzaam met de belofte van het heilig Evangelie.

Waar dan vanavond de Heidel­bergse Catechismus het licht op laat schijnen is: dat het in het Woord en in het geloof, in het geloof en in het Woord, gaat om zaken die zo nauw aan elkaar verwant zijn, die zo bij elkaar horen als de sleutel en het slot. Geloof en Evange­lie, sleutel en slot.

Nu hoeft u mij niet te vertellen, geliefde gemeente, dat de een er meer weet van heeft dan de ander. Dat de een verder geleid wordt dan de ander. We kunnen gaan vragen hoe dat komt, en dan kunnen we mooie ant­woorden geven. Maar waar het dan om gaat dat is, dat de Schrift, de Goddelijke belof­te, God van Zijn kant, geen beperkin­gen gezet heeft voor het geloof. Het is niet van de Heere dat er beperkingen zijn! Maar het is uit de zwakte van het geloof, het is uit het onge­loof, het is uit het kleingeloof, als er dan wat faalt en feilt in het gelo­ven van de Christen.

Als de Heidelbergse Catechismus dan vraagt, wat is dan een Chris­ten nodig te geloven? Dan is het zo heerlijk, dat die gouden sleutel niet in het slot gestoken wordt van eigen hoofd of hart, maar in het Woord. Dat is ook de bedoeling geweest van de reforma­tie. Het Woord, niet het inwendige licht, maar het Woord zoals David zingt: "Uw Woord kan mij, ofschoon ik alles mis, Door zijnen smaak, èn hart èn zinnen strelen" (Ps.119:84 ber.). Vaste Christenen zijn boven­ al­les Woordchriste­nen, sterk gebonden aan het Woord. "Maak in Uw Woord mijn gang en treden vast, Opdat ik mij niet van Uw paân moog' keren;" (Ps.119:67 ber.).

Sterk geloof, sterke chris­tenen zijn sterk in het Woord. "Uw Woord is een lamp voor mijn voet, en een licht op mijn pad" (Ps.11­9:105). David, de man naar Gods hart, had zoveel geloofskennis uit het Woord. Het is zo heer­lijk dat de catechismus dat Woord open­slaat. Voor wie? Voor diegenen waar dat geloof gevonden wordt, door de Heilige Geest.

Wat is een Christen nodig te geloven? Wat heerlijk, dat we niet teruggeworpen worden op onszelf, maar op het Woord van God. Want wat is geloof anders dan: "Op Uw Woord heb ik gehoopt" (Ps.119:81). Wat is geloof anders dan: "Ik roem in God; ik prijs 't onfeilbaar woord; Ik heb het zelf uit Zijnen mond ge­hoord" (Ps.­ 56:5 ber.). Dat is het Woord, hoor ge­meente! Al wat het heilig Evan­gelie belooft.

Het gaat om het geloof, dat teruggrijpt naar antwoord 20, dat al Zijn weldaden aanneemt. Ik weet wel van de zwakte van het geloof, maar we moeten goed zien wanneer er beperkingen zijn, wanneer er niet ge­leefd wordt uit het gehele Woord, dat die beper­kin­gen niet liggen in het Woord, maar in ons geloof!

Weet u wat zo heerlijk is? Dat we ook niet teruggeworpen worden op één enkele belofte Gods. Hoewel ik u dit wel zeggen wil: één enkele belofte Gods is genoeg, om ons voor eeuwig te behouden. Maar vanavond gaat het niet om de zaligheid van die ene belofte, maar om de ruimheid van de zaligheid in God Zelf. Al wat ons in het Woord beloofd wordt, zoals dat samen­gevat wordt in de twaalf Artikelen van het geloof. O, wat gaat het dan om een belangrijk stuk, wanneer we in Christus zijn inge­lijfd, wanneer dat geloof ons ge­schonken is, dat instru­ment, dat werktuig, dat we dan ook werk­zaam zullen zijn met het gehele Woord Gods.

Het gaat in zondag 7 tot en met zondag 23 om het eenzij­dige Gods­werk, wat zijn verkla­ring vindt in het geloof. Wanneer God het onze er af gaat doen, dan blijft er niets anders over, dan de rechtvaardi­ging van de godde­lo­ze door het geloof. Dat betekent, dat er geen grond overblijft in onszelf. Dat betekent, dat er niets anders over­schiet dan een naakte zon­daar voor God, dat er niets anders over­schiet om zalig te worden, dan het naakte geloof. En dat er in de derde plaats niets anders over­schiet in onze levens, dan het naakte Woord van God. Dàt is het, daar gaat het vanavond om, zo liggen de zaken bij God vandaan! Hoe meer we er van mogen leren, hoe meer we àf zullen leren om in iets anders te roemen, dan in het naakte geloof en in het naakte Woord van God!

Het gaat erover gemeente, dat allen die een kruimeltje ge­loof, door de Heilige Geest gewerkt, gekre­gen hebben in hun leven, daar dan ook meer en meer in geoefend zouden worden.

Het is zo goed dat we de cate­chismus hebben, waardoor we ervoor bewaard worden om teveel uit onze eigen ervarin­gen, teveel uit de ervaringen van de heili­gen te putten. Zodat we steeds meer genor­meerd en gecor­ri­geerd worden naar het Woord van God. Ik hoop dat u het ver­staat gemeente, dat we onderwezen worden, meer en meer af te zien van onszelf. Meer en meer af te zien van wat een mens is. Ook onder­wezen worden, om meer en meer af te zien van wat onze ervaring ons mogelijk zou leren. Om meer en meer inge­wonnen te worden voor wat de Schrift ons leert. Weet u wat dat inhoudt ge­meente? Dat we meer en meer de franje van ons leven zullen verlie­zen, dat we ook meer en meer de franje van onze beke­ring zullen ver­lie­zen. Dat we tenslotte onszelf meer en meer in God en in Zijn dierbare Woord zullen leren verliezen, als het enige fundament en de vastigheid van de waarheid.

De catechismus wil ons leren waar de vastig­heid ligt. Niet in het beweeglijke hart van een zon­daar, niet in het beweeglijke hart van, zo u wilt, een heilige, maar in de onbeweeglijkheid van Gods Woord, "Wat uit Zijn lippen ging, blijft vast en onver­broken" (Ps.89:14 ber.). Dan is dit het geloof, ik ben die schone defini­tie tegenge­komen bij Krummacher: "Dat we God voor een waarach­tig Man gaan houden". Dat wil zeggen: Eén Die gesproken heeft en Die niet liegen kan, Eén Wiens Woord net zo vast is als Zijn Wezen. O, wat gaat hier de zaak open, geliefde gemeente, voor het geloof.

Wat is dan een Christen nodig te geloven? Al wat ons in het Evan­ge­lie beloofd wordt, hetwelk ons de twaalf Artikelen in een hoofd­som leren. Ik weet het, ik weet het, dat er een enorm verschil is onder Gods kinderen. Dat de een meer kennis heeft, dan de ander. Het gaat er vanavond niet om, hoever u gevorderd bent op die weg. O nee, er wordt hier heel gulzig gevraagd: Wat is dan een Christen nodig te geloven? Al wat ons in het Evange­lie beloofd wordt, is het antwoord.

Weet u waar het om gaat? Als we het geloof vergeleken hebben met de holle hand van een bedelaar, dan wordt ons van­avond de plaats gewezen waar het goed zitten is, als bedelaar om vrije genade. Waar gaat een bedelaar eigenlijk zitten? Daar, waar de rijkdom langs komt. Zo wordt ons ook van­avond onze plaats gewezen, wanneer we iets kennen van die holle hand. Dat we op dìe plaats zouden gaan zitten als die bedelaar, die de '­schone poort' had uitge­kozen. Waarom? Daar kwam het geld langs. Zo wordt aan het geloof vanavond de plaats gewezen, en die plaats is het Woord, het Woord van God.

Wat is een Christen nodig te geloven? Al wat ons in het Evangelie beloofd wordt. Nu weet ik heel goed dat het geloof ook een zaak is van: méér en méér onder­wezen te worden. Maar vanavond moet het toch gezegd worden ten principiële, dat het voor het geloof nodig is te gelo­ven, àlles wat dat heilige Woord belooft.

Weet u, dan zal het er op aankomen in uw leven! Dan zal het ook in mìjn leven aankomen op een naar­stig­heid in dat Woord. Zoals we dat ook lezen in Psalm 119, door dat Woord krijgt mijn ziel ver­stand van God en van goddelij­ke zaken. Dat Woord, wat een heer­lijke zaak, dat is de plaats waar het geloof versterkt kan wor­den. Waar er een toenemen zou mogen zijn in de kennis en in de genade van een drieëni­ge God, dàt is dat Woord, en waar dat Woord verkondigd wordt, dàt is de plaats.

Ge­loof is ook geen dood geloof. Mis­schien weet ik wel een voor­beeld om het u nog eens één keer duide­lijk te maken wat geloof is. Laat ik beginnen met te zeggen wat een mens zònder geloof is. Zeg, dat het een schip is zonder mast en zonder zei­len. Wat gebeurt er met zo'n schip dat geen mast en geen zeilen heeft? Dat kan kort of lang duren, dat kan dagen duren, het kan misschien maanden duren, maar het kan misschien ook, dat dat schip, ù, o zondaar, ùw levens­schip, dat het morgen te plet­ter slaat op de rotsen, op de kusten der eeuwig­heid. Dat is de mens, die géén geloof heeft.

Wat is het geloof als instrument? Dit gemeente, dat God dat geha­vende schip, dat in het paradijs zo gehavend is, door Zijn genade weer van een mast en een zeil voorziet. En dan, zult u zeggen, kan het weer zei­len! Maar zeilt het dan ook metterdaad? Weet u wat er dan ook nog nodig is? De dadelijke bedie­ning van het geloof. U weet toch, dat het woordje geloof hetzelfde is als wind? Geest, het woord­je 'geest' betekent het­zelf­de als wind. Zo heeft het geloof nodig, dat de Heili­ge Geest de zeilen van ons levens­schip aanblaast. O, dat geloof, het is een vrij Godsge­schenk, opdat niemand roeme. Dat zeil is de bevin­ding, dat het eens aange­haald mag worden door het Woord. Dat we dan die schoot eens aan mogen trekken naar dat Woord. Als dan de Heilige Geest, de wind gaat blazen in dat zeil, dan gebeuren er wonderen.

Ik weet niet, of u bekend bent op het water, maar laat het dan maar waaien. Dan kan het er zo van langs gaan in dat leven waar het geloof is, dat het scheepje meer onder water door gaat, dan dat het er op vaart. Kent u dat ook? Dat je meer ónder water vaart met je levens­scheepje, dan er boven, vanwege de wind, die de zeilen bolt.

Maar wat is het grote wonder? Wan­neer we mogen sturen op dat Woord, dan is dit het wonder van een zeilschip, dat het tégen de wind in, sneller gaat dan vóór de wind. Wist u dat? Het is het zalige wonder van het geloof. Ik zou haast zeggen, dat zijn de zalige oefeningen van het geloof, waardoor je er op den duur smaak in krijgt. Waar­door je zelfs smaak krijgt in tegen­wind, in schijn­bare tegenwind, die je leert aanbidden. En als de wind zit in die hoek, dat je de schoot maar aanhaalt, laat dan het scheepje maar gaan gemeen­te, laat het scheepje maar gaan, meer onder water dan boven water misschien. Laten de golven maar spoelen door het gang­boord van uw leven. Het gaat op de eeuwig­heid aan. En dan tegenwind, tegenwind is zelfs beter voor een schip­per, heel wat beter, dan géén wind. Want met tegen­wind gaan we toch vooruit naar de eeuwig­heid, dàt is het geloof!

Wat is een Christen nodig te geloven? O, dat we die oceanen, die zeeën van de beloften Gods gaan door­krui­sen. Dat ons schip rich­ting kiest naar de eeu­wig­heid, dat we heel goed weten dat we het er zelf niet kunnen bren­gen, maar dat we zeggen: Kom noordenwind, kom zui­den­wind. Laat dat zeil dan maar opbollen, opdat we op de eeuwi­ge stranden behouden aan wal mogen komen.

Wat is een Christen nodig te geloven? Al wat ons in het Evangelie beloofd wordt. Waar God dat kostelijke geloof schenkt, daar is in de Christen ook iets wat in Christus was. Dan lezen we bij de verwer­ving van de zaligheid zo dikwijls: "Opdat de Schrift vervuld wor­de".

Dan mag het ook in de toe­passing zijn, dat het geloof ons leidt door de Schrift, opdat de Schrift vervuld worde, die spreekt: "Tenzij dat iemand wederom geboren worde, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien" (Joh.­3:3).

Opdat ook de Schrift vervuld worde op die andere plaat­sen waar gesproken wordt: "En die het gezien heeft, die heeft het getuigd, en zijn getuigenis is waarachtig; en hij weet, dat hij zegt, hetgeen waar is, opdat ook gij geloven moogt" (Joh.19:35). Geloven in de levende Chris­tus, Die gestorven is, Dat zoen­offer, zoals de oudtesta­men­tische kerk het gezien heeft in de cere­moniën. Een kerk die een volbrach­te zaak mag zien door het geloof, opdat de Schrift vervuld worde.

Wat is dan een Christen nodig te geloven? Dat is ten diepste dat we David achterna gaan bidden: "Maak in Uw Woord mijn gang en treden vast, opdat ik mij niet van Uw paân moog' keren" (Ps.119:67 ber.).

O geliefde gemeente, wie het in zichzelf zoekt, zal zo gemakke­lijk dwalen. Er zijn hele volksstammen afge­dwaald, ook in de heerlijke dagen van de Reformatie. Wat zijn zij afge­dwaald die op hun hart vertrouwden, op de bevinde­lijke zaken die er lagen. Heeft Salomo niet reeds ge­zegd: "Die op zijn hart ver­trouwt, die is een zot" (Spr.­ 28:26). O dat Woor­d, dat koste­lijke naakte Woord voor een naakte zondaar, voor dat naakte geloof. Dan zal het waarach­tig wel gaan, geliefde ge­meente.

Denk erom, het is God Zelf, Die Zijn Woord gege­ven heeft. Het is de brief, waarin God drieënig Zijn hart verklaart aan Zijn kerk. Wie Hij, de Vader is in Zijn eeuwige welbeha­gen. Hierin heeft Christus geschreven met Zijn hartebloed, wat Hij gedaan heeft opdat Hij zonda­ren met de Vader verzoenen zou.

Dit is de Schrift waarin de Heilige Geest geschreven heeft. De sprake van het ge­loof is de Schrift, die noch­tans een gebod bevat: "En dit is Zijn gebod, dat wij geloven in den Naam van Zijn Zoon Jezus Christus, en elkander liefhebben, gelijk Hij ons een gebod gegeven heeft" (1 Joh.3:23). AMEN