Markus 16:2b 'Kwamen zij tot het graf, als de zon opging' ds. A.C. Uitslag

ORDE VAN DIENST
1. Votum en groet
2. Zingen Lofzang Zacharias: 5, 4
3. Lezing van de Wet
4. Zingen Psalm 92: 1
5. Schriftlezing Markus 15: 42 – 16: 8
6. Gebed
7. Zingen Psalm 27: 1, 5
8. Verkondiging n.a.v. Markus 16: 2b
9. Zingen Psalm 43: 3, 5
10. Gebed
11. Zingen Psalm 89: 7
12. Zegen

Geliefde gemeente,
Het is de morgen der verrijzenis.
Pasen.
In het paradijs was het op deze dag, de eerste scheppingsdag, dat God sprak: “er zij licht!” En er was licht.
In de graftuin net buiten Jeruzalem gebeurde hetzelfde.
Het was op de eerste dag der week. Opnieuw sprak God: “er zij licht”.
En Jezus Christus, het Licht der wereld, brak de kluisters van de dood. Hij heeft de macht der hel verslagen en de dood vernietigd. Hij trad het levenslicht tegemoet. Hij is het Licht, dat nooit meer doven zal.
Dat is de boodschap, die vandaag overal mag klinken. Overal mag de Paasjubel klinken: nu jaagt de dood geen angst meer aan, want de Heere is waarlijk opgestaan.
We willen ernaar luisteren onder het thema:
Thema: Pasen; als de zon opging …
1. De angst mag verdwijnen
2. De hoop zal verschijnen
1. De angst mag verdwijnen
En als het nu avond geworden was … (Mark. 15: 42).
De zon was opnieuw ondergegaan.
De evangelist Markus wijst daar fijntjes op. Het is niet slechts een detail. Het beschrijft een trieste werkelijkheid. De realiteit!
Goede Vrijdag was voorbij.
Diepe verslagenheid en grote moedeloosheid had het hart gevuld van de discipelen en van de vrouwen. Ze hadden alles vanaf een afstand bekeken. Als ze al iets van de zeven kruiswoorden hadden verstaan was die stem allang overschreeuwd door de joelende stemmen van de massa om hen heen.
Hun hoop was vervlogen.
Hun moed was hen ontnomen.
Angst bezet hen.
Zo gleden zij de Stille Zaterdag in ….
En wij met hen ….
Eveneens verward, verslagen en beangst.
Het terrorisme houdt ons allen in de greep. We gaan van de ene crisis naar de andere crisis. Vele doemscenario’s worden er geschetst. Velen in deze wereld zitten nog midden in een nachtmerrie. Het antwoord op de vraag naar het “waarom” is nog niet gegeven.
De angst regeert. Onzekerheid heerst.
Een zwarte wolk hangt over de wereld.
Een dikke wolk van lijden, verdriet, rouw en dood.
Misschien ook heel persoonlijk. De avond is gevallen. Het is donker geworden. Een nacht vol moeite en zorg. Het drukt u terneer. Een grauwe deken is er gevallen over het leven. Bovenal als je denkt aan je staan tegenover God. Het zijn uw zonden, die scheiding maken. Je hebt jezelf met je levenswandel onmogelijk gemaakt bij God. Jouw ongerechtigheden liggen ertussen. Je krijgt ze zelf nooit opgeruimd. Nog niet tot één toe.
Hoe moet dat verder?
Die vragen kwellen uw ziel …
Na Goede Vrijdag is die angst en die onzekerheid beslist niet afgenomen.
Het graf is immers gesloten.
Jezus is begraven.
Elke hoop was met Jezus in het graf gelegd.
Maar de inkt van de pen van Markus is nog niet opgedroogd. Het verhaal is nog niet af. Gelukkig niet.
Het eindigt niet met “een avond”, in “het donker”.
Markus schrijft nog verder …
Nee, geen letter teveel. Markus is namelijk wel de kortste van de vier evangelisten. Terwijl de evangeliën van Lukas en Matthéüs bijna veertig bladzijden in de Bijbel beslaan, stopt het bij Markus bij een dikke twintig bladzijden. Hij gaat er veel sneller doorheen. Over Jezus’ geboorte zwijgt hij zelfs. Hij schrijft ook veel compacter. Dat betekent echter ook, dat hij zijn woorden zorgvuldig heeft gekozen.
Elk woord heeft een betekenis. Alles wat er staat, heeft zijn reden.
Ook de vele tijdsbepalingen die Markus gebruikt.
Juist rondom Jezus’ opstanding valt dat op . In de eerste negen verzen van Markus’ opstandingsevangelie zelfs vier keer:
1. En als de sabbat voorbijgegaan was … (Mark. 16: 1)
2. En zeer vroeg op de eerste dag der week … (Mark. 16: 2)
3. Als de zon opging … (Mark. 16: 2b)
4. Des morgens vroeg, op de eerste dag der week … (Mark. 16: 9)
Daarmee onderscheidt Markus zich van de andere drie evangelisten.
Zij zijn veel minder “van de klok”:
1. Matthéüs: “en laat na de sabbat, als het begon te lichten, tegen de eerste der week …” (Math. 28: 1)
2. Lukas: “en op de eerste dag der week, zeer vroeg in de morgenstond …” (Luk. 24: 1)
3. Johannes: “en op de eerste der week, vroeg, als het nog duister was …” (Joh. 20: 1)
Markus heeft als enige oog voor dat ene detail, het spreken Gods in de natuur: “als de zon opging” (Mark. 16: 2).
De zonsopgang ….
Een mooi natuurverschijnsel. Heerlijk als de vroege morgen met zonneschijn begint. De zon geeft kleur aan de dag. Je krijgt er nieuwe energie van. Je wilt weer dingen oppakken.
Het is zo’n moment, waarop je de mooiste foto’s kan maken. De zon komt bloedrood op. De natuur op zijn mooist. Je wilt het wel vastleggen.
Tegelijk is dat wel het laatste, waar die vrouwen deze morgen aan hebben gedacht.
Want als het hart vervuld is met verdriet en met pijn zie je de rijkdom van Gods schepping niet. Het mooiste natuurschoon laat je koud, als angst de ziel in zijn greep houdt.
Zeker ook, als daar geestelijke nood achter ligt. Misschien weet u ervan uit uw eigen leven. Juist op die momenten als je zoveel te doen met je eigen ziel merk je niet op hoe God ook kan spreken in de natuur. Je bent zo met jezelf bezig, dat je geen oog hebt voor alles om je heen.
Ook in de schepping ziet u dan Gods hand niet.
Toch is die er wel.
Zeker op deze dag!
Daar wijst Markus ons op: “als de zon opging …” (Mark. 16: 2).
Dat is niet zomaar een natuurverschijnsel.
Hiermee wil Markus ons in Paassferen brengen. Hiermee tekent Markus ons het Paasevangelie
Want na Goede Vrijdag en Stille Zaterdag breekt er een nieuwe dag aan.
Toch nog!
En deze dag begint met zonneschijn ….
Wonderlijk! Want de avond die hiervoor gevallen was, was een donkere avond (Mark. 15: 42). Een zware, zwarte deken was gevallen over de wereld. Een ijzige stilte hing over Jeruzalem. Een grauwe sluier was er gelegd over de aarde. Het werd nacht. Nacht voor Petrus. Nacht voor de discipelen. Nacht voor de vrouwen. Nacht, omdat Jezus uit hun leven was weggenomen. Weggerukt. Weggestopt achter een zware rotssteen.
Ja, als Jezus wordt weggenomen uit het leven van een volgeling van Jezus dan blijft slechts “de avond” over. Een avond, waarin het donker is. Een avond, waarin de angst overheerst. Een avond, waar van alles je aanklaagt. De avond, die voorafgaat aan de eeuwige nacht! Dat hebben die vrouwen beslist begrepen. Zonder Jezus valt het Licht weg uit je leven. Dan zit je in de duisternis. In het donker.
Dat is, jongens en meisjes, best angstig.
In het donker is het eng. Dat is spannend. Als je ’s avonds alleen thuis bent, vind je dat niet zo fijn. Je hoort elk geluidje. Je wordt bang, als de deurbel gaat. Overal voel en hoor je dreiging.
Nu was die avond gevallen.
Voor de discipelen. Voor de vrouwen. Voor de wereld.
Het was de laatste tijdsaanduiding, die Markus had gebruikt (Mark. 15: 42). Het tekende de atmosfeer. Het riep angst en ontzetting op. Radeloosheid en moedeloosheid. Het Licht was gedoofd in het leven van de discipelen van Jezus.
Nu gaat Markus echter verder …
Fijnzinnig en scherpzinnig schildert hij het uit met woorden: “… als de zon opging” (Mark. 16: 2). Het breekt de grauwheid. De zon geeft kleur aan deze dag. De kleur van Pasen ….
Al weet de wereld er nog niets van …
Al weten de vrouwen en de discipelen nog van niets …
De zon komt op over de wereld, al weet geen mens er nog iets van.
Dit is het grote keerpunt bij Markus.
Het is net na de sabbat. En nu, ten derde dage, draait God alles om.
Definitief.
Een heerlijk morgenlicht breekt aan …
Paaslicht!
Aan het donker van de avond en de nacht is een einde gekomen. Het licht breekt door.
Op die donkere, duistere nacht volgde toch nog een morgen. De nieuwe dag, waardoor alles in ander licht komt te staan
Voor Pasen vonden vele gebeurtenissen in het leven van Jezus in de duisternis plaats. Dat begon al met de geboorte van Jezus. Hij werd geboren in de nacht (Luk. 2: 8). Het was in de nacht, dat vader Jozef een droom kreeg en in allerijl met Maria en Jezus het land moest uitvluchten richting Egypte (Math. 2: 19). Het was in het donker van de nacht, dat Jezus onderweg ging naar de discipelen, die in nood waren op zee (Math. 14). Het was in de nacht, dat Nicodemus tot Jezus kwam (Joh. 3).
Het was in het nachtelijke duister, dat Jezus met Zijn discipelen vanuit Jeruzalem naar Gethsémané was getrokken. Daar heeft Hij in de nacht geworsteld met de wil van Zijn Vader. Het was nacht toen Hij er gevangen werd genomen door Judas met zijn handlangers. Hij zei het daarvan tegen die hoofdmannen van de tempel en de ouderlingen: “maar dit is uw ure en de macht der duisternis” (Luk. 22: 53).
In die nachtelijke uren verbleef Hij in het huis van Kajafas. Daar gingen de werken der duisternis verder: bespotting, bespuwen, hoon en de geselslagen. En hoewel Jezus op klaarlichte dag werd gekruisigd, werd het midden op die dag aardedonker in die drie uur durende duisternis. Toen Jezus van het kruis mocht worden afgenomen, was het ook alweer avond (Mark. 15: 42).
Altijd weer volgde er voor Jezus een nacht.
Het werd weer duister …. De zon ging weer onder ….
Maar nu komt er een dag, waarop er geen nacht meer volgt. Ook voor Jezus!
Voor de laatste keer in zijn evangelie gebruikt Markus een tijdsaanduiding: “… als de zon opging” (Mark. 16: 2).
Definitief.
Toen Jezus opstond, gloorde het licht van een nieuwe dag.
Dat is alleszeggend. De opstanding van Christus Jezus is het grote keerpunt in de geschiedenis van de wereld: van de nacht naar de dag, van de ondergaande zon naar de opkomende zon, van de duisternis naar het licht. Het wordt waar: “want de duisternis gaat voorbij, en het waarachtige licht schijnt nu” (1 Joh. 2: 8b).
Keerpunt voor Jezus Christus Zelf.
Nu wacht Jezus het daglicht.
Levenslicht!
Er is een einde gekomen aan Zijn vernedering. De duisternis heeft niet het laatste woord. Het licht overwint het donker.
Dit zonlicht verlicht ook het kruis.
In de opgaande zon klinkt Gods “amen” door op het volbrachte werk van Jezus Christus. De strijd tegen de vorst der duisternis is geslecht. De overwinning is behaald. De macht der duisternis is verbroken. De werken der duisternis zijn geknakt. Het was de strijd tussen het licht en de duisternis. De strijd, die de wereld sinds Genesis 3 in zijn greep hield. Altijd weer probeerde de duisternis het licht te verdringen. Dat bracht Hem aan het kruis en in het graf.
Op Goede Vrijdag en Stille Zaterdag leek de duisternis het te winnen van het licht.
Maar op Paasmorgen gloort er licht: opstandingslicht! De nacht van de zonde, de schuld en het oordeel is weggenomen. Jezus Christus heeft met Zijn offer aan het kruis de vorst der duisternis verslagen. Hij staat op uit de dood. Uit de donkere kerker van de graftombe van Jozef van Arimathéa treedt Jezus het levenslicht tegemoet. Juist op het ogenblik, dat in het rijk der natuur de zon boven de kimmen verschijnt. Ook de natuur bevestigt daarmee het volbrachte werk van Christus.
Niemand kan Hem tegenhouden. Zijn licht straalt over de wereld.
Het Licht verrijst uit de duisternis.
Het Licht verdrijft de duisternis.
Het Licht is sterker dan de duisternis.
Markus schildert het uit: als de zon opging … (Mark. 16: 2).
Dat is een hoopvol Paasteken. Het breekt de angst en de onzekerheid. Deze dag wordt de dag der roem der dagen. Zelfs groter dan de scheppingsdag.
Want er komt iets nieuws onder de zon ….
De morgen van de wereld is aangebroken. De zon mag opgaan. Het lijkt zo’n klein detail. Slechts een bijzin. Maar het zet de toon. Het tekent de sfeer. Vanaf deze dag ziet heel de wereld er anders uit. De opgaande zon op die eerste Paasmorgen werpt hemels licht over de barsten en de breuken van deze samenleving. Zelfs geen terrorist kan dit licht doven. Zelfs geen ongelovige Thomas kan dit licht tegenhouden.
De zon geeft licht, kleur en warmte.
Zo geeft Christus’ opstanding licht op de aarde, kleur aan de wereld, warmte in ons leven.
Dat blijkt wel als we letten op onze tweede gedachte.
2. De hoop zal verschijnen
Het is al Pasen, als de zon opgaat.
Ja, als er nog geen mens wakker is.
We zouden daar te gemakkelijk aan voorbij kunnen gaan. Te snel zijn we geneigd om juist de details over te slaan en vooral te letten op datgene wat de discipelen of de vrouwen allemaal hebben meegemaakt met Pasen. Dan wordt het vizier verlegd naar de ervaringen en bevindingen van deze vrouwen.
Maar het was al Pasen voordat zij het wisten.
Het was al licht, terwijl zij nog in het donker liepen.
Met duisternis in hun hart liepen ze het licht tegemoet. Onwetend.
Het werd Pasen zonder hen.
God maakt het Pasen. Daar heeft Hij ook geen mens voor nodig.
Dat blijkt toch door heel het Paasevangelie heen. De vrouwen vluchten straks, bevangen door angst en schrik. De discipelen geloven het niet. Twijfel vervult hun hart. Later proberen de Joodse leidslieden het Paaslicht te doven door het verhaal de wereld in te brengen, dat de discipelen Jezus’ lichaam hebben gestolen. En als Paulus in Korinthe werkt, moet hij alles uit de kast halen om die Korinthiërs te overtuigen van de waarachtigheid van Jezus’ opstanding.
Het wordt niet pas Pasen, als een mens dat gelooft.
God maakt het Pasen.
Dat hangt niet af van onze stemming, van ons gevoel of van ons geloof.
Als dat zo zou zijn, werd het nooit Pasen ….
Dan bleef het donker!
Maar nog voordat één van de vrouwen of één van de discipelen maar iets van Pasen hadden verstaan, was het al Pasen.
God maakte het Pasen door de zon te laten schijnen: de Zonne der gerechtigheid!
Pasen is een heilsfeit. Daar komt geen mens bij te pas.
Dat is Gods werk!
Zo mag dat Paasevangelie ook naar ons toekomen.
Dat gaat van God uit! Hij werpt Paaslicht over deze wereld.
Of wij er nu op zitten te wachten of niet. Of wij er nu behoefte aan hebben of niet.
Vandaag mag het evangelie van Pasen klinken: Jezus Christus is opgestaan uit de doden. Alleen deze boodschap biedt hoop. Jezus Christus heeft de dood verslonden tot overwinning. Hij heeft het eeuwige leven verworven. Hij, Die als de Gekruisigde en de Gestorvene in het graf is gelegd is Dezelfde als Die nu is opgestaan uit de doden.
Het graf is leeg!
Geen twijfel mogelijk.
Dat laat het licht van de opgaande zon wel zien.
Maar als God het Pasen maakt, wordt het ook Pasen voor een volgeling van Jezus.
Onmiskenbaar.
Hetzij vroeg hetzij laat. Daarin is God vrij!
Bij Maria Magdalena gebeurde het al vroeg in de morgen. Voor Petrus duurde het wat langer. Bij de Emmaüsgangers was het aan het einde van de eerste Paasdag. En Thomas moest door eigen schuld er zelfs nog een hele week op wachten.
Zo is er verschil.
Ook onder Gods kinderen.
Het licht van Pasen breekt bij hen allen niet tegelijk door.
Dat kan bij de één snel gaan: als in een ogenblik overgebracht van de duisternis tot het licht. Denk aan Saulus van Tarsen. Denk aan Levi de tollenaar. Ineens breekt het Paaslicht door en valt het licht op Christus Jezus en Zijn borggerechtigheid. De nacht vol duisternis en donkerheid breekt. Een lichtstraal van de Heilige Geest heft alle duisternis op. Je mag op Christus zien als het Licht der wereld.
Daar kan bij een ander echter een lange tijd van donkerheid aan voorafgaan. Een tijd, waarin de duisternis in de ziel heerst. Een tijd, waarin het licht van de Zon der gerechtigheid verborgen blijft. Een tijd, waarin je zoveel te doen hebt met de macht van de duisternis. Het bedrukt. Het drukt de ziel ook zo naar beneden, waardoor je helemaal geen oog hebt voor het licht van het Paasevangelie. Dat gaat zo langs je heen …
Misschien zit er wel zo’n één in de kerk. Alle hoop is weggeslagen. Alle verwachting is u ontnomen. Het is uw eigen schuld, dat uw weg in het duister gaat. Zo ben je de Paasdagen ingegaan. Het zijn bepaalde zonden, waardoor u de duisternis over uzelf hebt afgeroepen. De angst regeert, omdat u uzelf door uw eigen levenswandel de toorn van God waardig hebt gemaakt. Alle hoop is ingezonken, weggedreven, afgenomen.
Hoor dan het evangeliewoord van Pasen uit de mond van Markus: “… als de zon opging” (Mark. 16: 2).
Dat is een rijk woord.
Want daar zit nu ook achter, dat God het niet alleen Pasen maakt. Maar Hij maakt het ook Pasen voor hen, die vastzitten in de macht van de duisternis, opgaan in de werken der duisternis en behoren bij de vorst der duisternis.
Want in de Bijbel wordt vaker over de zonsopgang of zonsondergang gesproken.
Denk maar aan die gruweldaad bij Gibea. Daar lezen we: “alzo togen zij voort, en wandelden; en de zon ging hun onder bij Gibea, dewelke Benjamins is” (Richt. 19: 14). We lezen het ook bij de strijd tussen Abner en Joab: “maar Joab en Abisai jaagden Abner achterna; en de zon ging onder, als zij gekomen waren tot de heuvel van Amma, dewelke is voor Giach, op den weg der woestijn van Gibeon” (2 Sam. 2: 24).
Die ondergaande zon wijst erop, dat de nacht aan het invallen is. De nacht vol duisternis. De nacht, die tekent een leven zonder God. Een nacht, die de voorbode is van de eeuwige duisternis, die allen wacht die de duisternis hebben verkozen boven het licht.
Maar in de Schrift lezen we ook over “de zon, die opging”. Denk maar aan Lot na zijn vlucht uit Sodom: “de zon ging op boven de aarde, als Lot te Zoar inkwam” (Gen. 19: 23). We lezen hier van de opgaande zon. De dag breekt aan voor Lot en hij vindt in Zoar bescherming en redding.
We kunnen echter ook denken aan Jakob bij Pniël: “en de zon rees hem op, als hij door Pniël gegaan was” (Gen. 32: 31). Daarvoor had van Jakob gestaan bij Bethel: “en hij geraakte op een plaats, waar hij vernachtte; want de zon was ondergegaan …” (Gen. 28: 11). Bij Pniël gaat de zon over Jakob op. Er komt daar een nieuwe glans over zijn leven. Het is de lichtglans van Gods vergevende liefde in Christus Jezus.
Die opgaande zon wijst dus op de redding, die komt.
Het toont de verlossing, waarin mag worden gedeeld.
Zo is het nu ook voor Maria met die andere vrouwen: er mag deze morgen een verlossend licht opgaan. Ook voor hen!
Deze zon verlicht de wereld.
De Paaszon is ook niet weer ondergegaan.
Vrouwen komen bij het graf, als de zon opging (Mark. 16: 2).
Dat is niet zomaar een tijdsaanduiding.
Het tekent de sfeer van deze dag. Deze nieuwe dag mag beginnen met zonneschijn …. Dat geeft glans aan deze dag. Christus Jezus is het Licht der wereld. Hij verschijnt als het Licht in deze duistere wereld. Een heerlijk morgenlicht breekt aan, want de Heer’ is waarlijk opgestaan..
De opgaande zon getuigt ervan.
En als de zon gaat schijnen, is de nacht voorbij. Het licht verdrijft het donker. Ook het donker van de eigen zonden, de eigen ongerechtigheden, de eigen verkeerdheden. Dat alles moet wijken voor het licht, als met Pasen de Zon, Jezus Christus, mag opgaan.
Dat heeft Lot ondervonden bij Zoar.
Dat heeft Jakob ondervonden bij Pniël.
Dat heeft Maria ondervonden in de hof van Jozef van Arimathéa.
Hebt u het mogen ondervinden? Weet jij daarvan?
Het is immers Pasen.
God heeft het Licht uit de duisternis laten opkomen en laten schijnen.
De zon verlicht het donkere graf.
De dood is overwonnen. De dood heeft niet langer het laatste woord.
De duisternis van die eeuwenlange nacht is geweken.
Er is hoop.
Ja, ook te midden van alle ellende dezer wereld.
Juist als het Paaslicht erover mag vallen.
Dat alleen geeft ook hoop voor u, jou en mij.
Want God wil dat Paaslicht doen doorbreken in ons leven.
Sinds de val in Adam is er een diepe duisternis gevallen over ons leven. Wij zijn duisternis geworden. We zijn blind geworden voor wie we zelf zijn en voor wie God is.
Maar God, Die gezegd heeft dat het licht uit de duisternis zou schijnen, is nu ook Degene, Die in onze harten wil schijnen om te geven verlichting der kennis der heerlijkheid Gods in het aangezicht van Jezus Christus (2 Kor. 4: 6). Hij laat door Woord en Geest goddelijk licht vallen in de ziel.
Paaslicht.
Licht, waardoor u uw eigen duisternis des te meer gaat verstaan en inleven. Je ziet jezelf als enkel duisternis.
Het licht van de Heilige Geest verraadt onze duisternis. Het licht van de Heilige Geest legt onze duisternis ook bloot. Pijnlijk als zo het licht valt op uw zondige leven. Je gaat je eigen duisternis zien. Ontdekkend als je erachter komt, dat alles duister en donker is in uw levenshuis.
Hebt u dat voor uzelf al mogen zien? Bent u ontdekt aan de duisternis van uw bestaan? Ben jij er achter gebracht van jezelf te behoren bij de vorst der duisternis? Daardoor gaat u gebukt onder de last der zonden. Jij buigt voor die hoge God in de hemel. In het stof van de verootmoediging ligt u neer in het dal van de ootmoed.
U kunt niet anders dan erkennen, dat de duisternis in uw hart eigen schuld is. Vanwege uw eigen ongerechtigheden heeft God Zijn vriendelijk aangezicht verborgen en Zijn genadelicht ingehouden. Wat is het donker van binnen.
In die duisternis kan het echter ook zo hopeloos en moedeloos in de ziel zijn. Want daar ziet u niets dan enkel duisternis. Enkel zonden, ongerechtigheden en schuld. Alles is donker om u heen. Die duisternis kan alleen verdreven worden door het licht. Maar daar beschikt geen mens over.

Ik kan het geen licht maken. Als God geen licht ontsteekt … dan ga ik verloren. Dan blijft het donker van binnen. Je verstaat het: het Licht komt niet bij de mensen vandaan! Het ware Levenslicht wordt vanuit de hemel ontstoken. Het Licht der wereld komt rechtstreeks bij God vandaan. Hij moet spreken. Hij zal spreken: “Daar zij licht”.

Maar in zo’n zondig en duister mensenhart wil het Licht nu gaan schijnen. De drie-enige God roept met Zijn machtswoord en door de werking van Zijn Geest daar dat Licht tevoorschijn. De Zon der gerechtigheid, de blinkende Morgenster mag opgaan.

Als dat Licht in uw leven opgaat, mag je de Christus aanschouwen. Het wordt Pasen in de ziel. Het zet het kruis van Goede Vrijdag in ander licht: opstandingslicht. Want waar Christus als de Gekruisigde de toorn Gods moest wegdragen heeft Hij als de Opgestane het eeuwige leven verworven.

Deze Zon wil schijnen over het duistere pad van een verloren zondaar. Hij heeft Zichzelf gegeven. Hij is Zelf de duisternis ingegaan. Hij heeft de grens tussen het licht en duisternis gepasseerd. Hij heeft Zijn lichaam verbroken. Hij heeft Zijn bloed vergoten. Hij is daar geweest waar Gods kinderen nooit zullen komen: in die donkere duisternis van de helse smarten en de helse verlatenheid.

Voor Hem ging het zonlicht op die allereerste Paasmorgen voorgoed op. Hij is het Licht. Hij geeft het Licht. Hij verspreidt het Licht. Zo kan deze Jezus het Licht zijn in mijn verloren bestaan. Zo kan deze Jezus alles geven, wat ik mezelf nooit geven kan. Zo zal deze Jezus als het Licht der wereld licht geven aan een volk, dat door eigen schuld in duisternis wandelt.

Bent u nu verlegen om licht? Hij is het Licht. Zie jij nu uit naar een lichtstraal? Hij is het Licht der wereld. Zit u in het donker en klaagt alles u aan? Bij Jezus is er licht te vinden. Worstelt u met de duisternis van inwonende zonden? Jezus is de opgaande Zon der gerechtigheid. Hij geeft het Licht. Hij maakt het Licht. Hij is het Licht. Hij roept … Hij nodigt … Hij spreekt: “Wie tot Mij komt, wie Mij volgt, zal in de duisternis niet wandelen, maar zal het licht des levens hebben” (Joh. 8: 12).

Zo wordt het licht in je hart. Hoop verschijnt in het hart. Uitzicht mag er zijn. Het wordt verstaan: “God is mijn Licht, mijn Heil, wien zou ik vrezen?” (Ps. 27). Te midden van een wereld, waar uitzichtloosheid heerst als de dood toeslaat, mag worden geblikt op Hem, Die dood en graf heeft overwonnen. Dat geeft uitzicht. Daarom leeft er hoop in het hart. Levende Hoop; Christus Zelf.

Zit er misschien een ziel in het donker?

Tobt u met uw schuld?
Zie je nergens licht meer in?
Heb je alles tegen?
Kom dan eens met die vrouwen richting dat graf.
Nee, keer u daarvan niet af. Want voor wie zich afwendt van de Zon der gerechtigheid blijft het duister.
Maar zie toch, dat God het Pasen heeft gemaakt.
Er kunnen nu nog wolken zijn. De nevels kunnen het zonlicht nog zo dikwijls tegenhouden. Er schuift zo vaak nog een wolk voor de zon.
Maar eenmaal wacht het eeuwig licht in de lichtstad. Dan is zelfs de zon niet meer nodig: “en de stad behoeft de zon en de maan niet, dat zij in dezelve zouden schijnen; want de heerlijkheid Gods heeft haar verlicht en het Lam is haar Kaars” (Op. 21: 23).
En als het nog donker is …?
Als het nog duister is in uw hart …?
Dan mag de lofzang plaatsmaken voor een roep: “Heere Jezus, Trooster aller smarten, Zon der wereld, schijn in onze harten, deel ons Zelf de voorsmaak mee, van der zaal’ gen sabbatsvree”
Amen.