De Russische kunstmaan
Waargenomen door een religieuze kijker
door
Prof G. Wisse
Waarde Vrienden!*
* Niet als technicus of natuurkundige treed ik hier op, dan verklaar ik
mij onbevoegd, maar als evangeliedienaar.
Op drieërlei wijze reageert de mens op de aanschouwing van de wonderen des heelals. De Godvrezende mens looft en prijst er God in. De heiden, verblind door het licht van zon, maan en
sterren, knielt voor het heir des hemels zelf in afgoderij. De moderne mens des ongeloofs ontleent er een model aan, om in feite te trachten God na te doen, over te doen en teniet te doen.
Van schepping wil hij niet horen. Dat de wereld gegrond is in het wonder, verwerpt hij, omdat hij dan een God zou moeten erkennen. En uit vijandschap loochent hij Deze tot elke prijs; vrucht van zelfvergoding.
Maar is er geen scheppend God, hoe dan met het heelal? Waar komt dat dan vandaan? Het komt nergens vandaan. Het is er nu eenmaal en dat veronderstelt óf dat dit bestaan een hersenschim is, gelijk sommigen hebben beweerd — dus een ontkenning van. . . . het heelal! — óf het vereist een grond voor dit bestaan; al nam men ook aan dat het eeuwig bestaat. Maar eeuwig of niet eeuwig, alle worden onderstelt een zijn. Levensbewegingen kunnen er niet zijn, als er niet is een Leven als zodanig. Wie dit alles ontkent, zal ten einde raad zijn toevlucht zoeken in de tent der evolutieleer.
Uit een klein oerslijmpje zou zich in eeuwen lange duur, door evolutie, allengs alles ontwikkeld hebben. Maar dat is de kwestie verschuiven: vanwaar is dat kleine oerslijmpje? En vanwaar, dat
zich dit uit zichzelf zo harmonisch ontwikkelde tot zonnestelsels etc. En wanneer is die ontwikkeling dan begonnen? Dan keren al die bezwaren tegen de leer van een schepping weer versterkt terug.
En is die ontwikkeling eeuwig? Denk eens door, dan sluit dit ,,eeuwig” juist alle ontwikkeling uit. Want ,,eeuwig”, dat sluit elke gedachte van tijd en ruimte buiten. En eeuwig, dan heeft alles al ,,eeuwig” alle tijd gehad; dan is die zogenaamde ontwikkeling al eeuwig af; met andere woorden, dan is ze. . . . er nooit geweest. Want in ,,eeuwig” zitten alle eeuwen al in.
En alzo, met de loochening van een schepping door een almachtig God, werken we ons er al dieper in. En lopen we gevaar, ons krankzinnig te denken. Ja inderdaad, de dwaas zegt in z’n hart: er is geen God. Rust voor mijn denken vind ik alleen in het geloof in God Almachtig, de Schepper van hemel en aarde. Achter de wereld der verschijnselen vind ik een eeuwig Wezen, de Wezensheid van alle wezens.
,,Alle worden onderstelt een zijn”, zo sprak reeds Aristoteles. Generlei leven is denkbaar, als niet Het Leven als zodanig bestond.
God, dat eeuwige Wezen, is niet de oorsprong, noch de oorzaak van de geschapen wereld; maar wél de grand van alle scheppingswerken. We moeten niet God uit de wereld trachten te verklaren, maar omgekeerd de wereld uit God verstaan.
De schepping Gods stelt drieërlei.
1e. Het heelal stelt het probleem: van waar dit al? Hoe dit al?
En waartoe dit al? Hierop heeft het ongeloof nog nooit een hoofd- den hartbevredigend antwoord kunnen geven. Hier helpt alleen het geloof; naar het woord van Paulus, Hebr. 11 : 2: ,,Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het Woord Gods is toebereid; alzo dat de dingen, die men ziet, niet geworden zijn uit dingen, die gezien worden”.
Wat zijn dat voor dingen? Het zijn de ideeën Gods, die als potenties van al Zijn werken in Gods Wezen eeuwig aanwezig zijn, en die de grond vormen van alle verschijnselen in de tijd.
Alle worden, zei Aristoteles reeds, onderstelt een zijn; en dit zijn, als absoluut zijn, is zichzelf bewust. God is daarom de Zijnde, de eeuwige grond van alle verschijnselen buiten God.
Geen verschijnselen mogelijk dan in het eeuwige Wezen gegrond. Zo wordt dan door het geloof verstaan, hoe de wereld in God niet haar oorzaak, maar haar grond vindt. Alle leven onderstelt een Leven als zodanig, als Het Leven. Neen, niet God is een probleem of een bezwaar; maar de wereld, het heelal is het probleem. Alleen te benaderen door het geloof. Maak u deze heerlijke gedachte toch goed eigen, dat de enige rust voor ons denken niet in een dwaze evolutieleer moet gezocht worden; maar gevonden wordt in het ,,ik geloof in God Almachtig”. Wel sta ik dan ogenblikkelijk voor een andere zaak. De schepping, niet alleen een probleem, maar ook:
2e. een mysterie. Immers, hoe is nu die overgang te denken uit de ideeën Gods naar de verschijnselen der werkelijkheid? En dan is het alweer het geloof, dat antwoordt: ,,Ik geloof in God
Almachtig, Schepper van hemel en aarde”. Een mysterie, vanzelf. Was het geen mysterie, dan was scheppen geen scheppen meer. De mens ademt alleen in het mysterie. ,,In den beginne schiep God hemel en aarde”; dat betekent: alles heeft wel geen oorzaak, maar wel een aanvang. Alles is begonnen met een wonder; de oorzaakloze oorzaak van alle ,,oorzaak” is een wonder. Stond aan het begin niet een wonder, dan was de wereld een duizendvoudig raadsel, waar ik mijn hersenapparaat op en in stuk denk. Dan word ik schier krankzinnig. En zo komt er een derde element naar voren.
3e. Mystiek. De mens is aangesteld, niet om een groot technicus te wezen, maar zijn eigenlijke waarde, zin en betekenis is, dat hij in de tempel der schepping als een priester zal fungeren. Het
orgaan der schepping om God te loven.
Maar God moet tot elke prijs van de troon, opdat de mens zich er op zette. Dit is wat uitdreunt van het raketschot. Het geluid, de echo van de falsaris, de aartsleugenaar van den beginne:
,,gij zult als God zijn”.
Deze leuze beheerst alle zonde-cultuur. En dat wel bepaald om het verlossingsplan Gods te trachten te vervangen door ,,zelfverlossing” van de mens. Merk er wel op, dat als Christus van de voleinding spreekt, Hij nadrukkelijk als een teken noemt, dat er valse christussen en valse profeten zullen opstaan, en zullen grote tekenen en wonderheden doen (Matth. 24 : 24).
Valse christussen, dus zogenaamde wereldverlossers. De mannen van de kunstmaan behoren hier ook bij. Want zij kondigen hun prestaties aan, als een aandeel in het bereiken van de heilstaat;
en daarbij blijkt al duidelijker, dat hun uiteindelijke bedoeling is, niet maar een geografische heilstaat hier of daar, te stichten, maar een nieuwe wereld en zelfs heelal tot stand te brengen.
Daar heeft men God niet meer voor nodig. Dat zal de Uebermensch straks klaar spelen. De kunstmaan is als de eerste voetstap op die weg.
En hiermede beantwoorden wij al dadelijk een andere zich hierbij voordoende vraag: mag men zulk een kunstmaan fabriceren? Want al wat de mens zou kunnen doen, mag hij daarom nog niet doen. Zonde is in haar inwezen altijd een overschrijden van de grenzen. Reeds in de moederzonde in het Paradijs. En steeds. De motieven spelen hierbij een allergewichtigste rol. Als men klaarblijkelijk motieven heeft, welke bedoelen in feite God uit te schakelen, dan is het verboden terrein. En dat, dat is hier aan de orde.
Reeds vóór een halve eeuw schreef een Russische anarchist: ,,als God bestond, moest men Hem afschaffen”. En reeds tientallen jaren geleden liet men in Riga een massa-vergadering uiteen gaan, na het uitspreken van deze woorden: ,,gaat heen onder de zegen van ons aller vader, de satan”. ’t Is 'krankzinnige goddeloosheid. Inderdaad, Godloochenarij is een geestelijke hersenschudding.
De bedoelingen met deze technische prestatie van een kunstmaan zijn dan ook nog wat anders dan louter prestatie tegenover het Westen; of middel tot bruikbaar oorlogsmateriaal. Dit alles is hier ook wel aanwezig. Wijzen we er op met een enkel woord.
Het is een technische vóórsprong in de wedloop met het Westen. En het trotse Albion en Amerika voelt zich blijkbaar niet erg op z’n gemak bij deze voorsprong." De Rus ,,lapt” het ’em dan toch maar. Die sovjet blijkt nog wat meer te zijn dan Siberische benden. Voor de Russische wereldreclame is het een pracht-prestatie.
De Rus met zijn kunstmaan voelt zich meer dan sterk. Niet dat deze maan veel kwaad zal doen. Maar men meent nu genoeg materiaal te hebben uitgevonden, om te zeggen: Wij zijn klaar; waag het niet ons te na te komen, want dan zult ge ondervinden, dat wij beschikken over krachten, machten en geheimen, waarvan ge moogt sidderen en beven.
Dan: dit is waarschijnlijk nog maar een begin van andere grote mogelijkheden, nu bepaald voor een wereldoorlog bruikbaar.
Men houdt niet zonder reden zijn hart vast, als de kijkers deze maan ontwaren.
Maar er is meer.
Het is reeds openlijk uitgesproken door deze ,,mannetjes van de maan”, dat men straks het heelal, de kosmos wil veroveren. Niet alleen dat men nu al spreekt van een reis naar de maan te gaan ondernemen. Men opent zelfs de mogelijkheid, dat dit over b.v. een jaar zou kunnen geschieden. Een kaartje naar de maan! Wie achtte het mogelijk?! Of men ook een retour-kaartje zou kunnen krijgen, is nog niet bekend gemaakt. Vermoedelijk zal men dit voorshands nog wel niet publiceren. Daar er voorshands nog alle kans bestaat, dat het zou worden in de overdrachtelijke zin des woords: wie zo iets onderneemt, is ,,naar de maan”.
Maar alle scherts daargelaten, men bemerkt, hoe de hoogmoedige en stoutmoedige mens nog al zo iets van plan is. En dan is de redenering nog verder. Men heeft het openlijk uitgesproken: deze ,,kunstmaan” is de eerste stap in de richting van meester worden over het heelal. Niet God, maar de mens zal heelal-beheerser zijn. De mens meester en albestuurder van het heelal. Dan zullen regen en zonneschijn, stormen en onweders, aard- en zeebevingen, vruchtbare en onvruchtbare tijden, enz. enz., niet langer door een Goddelijke Voorzienigheid, maar door het kennen en kunnen van de mens der techniek worden beheerst.
Maar aan al deze dingen zal deze Uebermensch zich komen te vertillen. Evenals de mug, die op de kaarsvlam afzwermt, zich de vleugelen verbrandt. De mens, die de wonderen des heelals in eigen hand wil nemen, gaat “zijn bevoegdheid te buiten. En God laat niet straffeloos met Zich spotten. Als de mens de krachten en energieën der schepping in handen weet te krijgen, dan wordt hij in het eind de verwoester van het heelal. Dan ontbindt hij energieën en machten, die, eenmaal ontbonden, losgemaakt zijnde, niet meer zullen ingetoomd kunnen worden.
Dan wordt de mens de zelfmoordenaar van de mens. Dan gaat deze mens ten onder. Door de mens, aan de mens. Dan loopt de zonde-cultuur er op uit, dat alles sterft aan. . . . een ,,wereldberoerte”. De elementen zullen branden, smelten en vergaan.
Inmiddels hebben de Russen mijn geloof in de hemelvaart van Christus nog meer bevestigd. Christus, uit de doden opgestaan, had een, verheerlijkt lichaam, dat is, aan andere wetten onderworpen. Als men nu al een hond in een bus weet te bevrijden van de aantrekkingskracht der aarde, hoeveel te meer zal dan een verheerlijkte mens, met een pneumatisch lichaam, zich kunnen verheffen boven alle zogenaamde wetten uit. Hij gaat en Hij komt overal waar Zijn wil Hem beweegt. Als instrumenten
al resultaten bereiken als met de kunstmaan, hoeveel te meer openen zich hier ongekende mogelijkheden voor een verheerlijkt lichaam van de Christus Gods.
Er is ook nog een lering van geestelijke betekenis in, namelijk in deze zin: een beeld van alle geestelijk of godsdienstig namaakwerk.
Het scheppingswerk Gods kan een beeld zijn van wat op geestelijk terrein plaats vindt. Denk bijvoorbeeld maar aan Hooglied 6 : 10b: ,,schoon gelijk de maan”. Hier wordt de schoonheid van
de maan een beeld van de schoonheid der bruidskerk Christi genoemd; namelijk:
1e. naar de oorsprong dier schoonheid, ze ontvangt het licht van de zon; zo de bruid van de Zonne der gerechtigheid;
2e. naar de uitstraling dier schoonheid, namelijk in de nacht, zo der zondeverlossing, des lijdens en des doods; als namelijk Christus in al deze nachten Zich zo verheerlijkt, dat de bruid psalmen in die nachten gaat zingen; en
3e. naar de bestendigheid dier schoonheid; dwars door de onbestendigheid der schijngestalten heen, als volle of lichte maan, niet altijd, éénmaal per maand. Als laatste kwartier, als er nog maar een
klein sikkeltje van zichtbaar is; als donkere maan, wanneer de wereld zich tussen maan en zon inschuift! En als eerste kwartier, als er weer een nieuw sikkeltje aan de hemel zich vertoont, b.v.:
,,ach, wierd ik derwaarts weer geleid”. Maar tenslotte is en blijft het dezelfde maan, de getrouwe getuige‘ aan de hemel, en ze verschijnt telkens weer in haar volle, gave, ronde schoonheids-
gestalte.
De kunstmaan kan geen beeld van de bruidskerk zijn. Schoonheid is een scheppingsgestalte. De kunstmaan kan wel beeld zijn van namaakwerk op geestelijk gebied. Namaakwerk, als er welke prestaties ook mogen schijnen te zijn, maar er geen scheppingswerk van wedergeboorte door de Heilige Geest in wordt gevonden. Het is geen leven uit de dood. Het is verstandelijke bekering, boekenbekering, gevoelsbekering, soms zelfs hysterische bekering, enz. Maar het kenmerkende bij alles is, dat God niet de eerste was, Die begonnen is, maar alles uit het schepsel, zelfgemaakte godsdienst; zó ingenomen met dit alles, dat men schamper het bevindelijke werk als ,,antiek” bestempelt.
De kunstmaan, beeld van het namaakwerk, zoals er is een hoog stijgen en een snelle vaart. O, wat klimt die zelfverlossingsmens de hoogte in; en wat een snelheid, hij is zo één twee drie al afbekeerd, in ’t Vaderschap en kindschap ingeleid; hij weet van geen standen of gestalten, maar is één twee drie afbekeerd. Het is, alsof hij God geen gelegenheid geven wil om Zichzelf uit te werken in zo’n ziel.
Maar wat die kunstmaan ook kan, en hoe hoog en snel de vaart is, ze kan de troon der genade niet bereiken; en straks valt ze uitgewerkt en uitgedoofd op de aarde terug.
Bij het ware, echte werk Gods is er wel een bereiken van de troon der genade; en dat wel door laag te bukken en aan zichzelf te ontzinken; om aldaar, in die nedergang, in die diepte, de Heere te ontmoeten, Die, als wij hoog stijgen, verre van ons is, en als wij in de laagte zijn, dicht bij ons gevonden wordt.
O, mensenkind, leg uw trots en hoogmoed toch af. Erken de levende God. Wees niet te hoogmoedig om uw zondige en Gode vijandige natuur Gode te belijden. Schijnchristen, met uw gedaante van godzaligheid, zonder de kracht derzelve, laat u door God bekeren; val nederig Hem te voet; en zoek alleen in het volbrachte werk van Christus uw behoudenis, door het geloof in Hem. Dat geeft een rust voor uw denken, een vrede voor uw hart, een uitzicht voor de eeuwigheid.
Vraag of de levende God u wil leren, wat ge van uzelf niet kent en niet bezit. O, de Heere wil zo gaarne met zulke dwalenden, twijfelaars, zondige nietelingen, die naar vrede en rust en volkomen zaligheid uitzien, te doen hebben.
Let op de tekenen der tijden. Vooreerst verkondigen deze u, hoe waarachtig het Woord van God is. Al wat thans aan de orde is, is reeds eeuwen tevoren in de Heilige Schrift door het Woord des Heeren voorspeld en aangekondigd. Lees toch uw Bijbel. Vooral Mattheüs 24, en de brieven van Petrus, en de Openbaring van Johannes, en heel de Schrift. En merk er op, hoe er één doorlopende lijn is, heel de Heilige Schrift door, vanaf het Paradijs tot Patmos toe; en dat is, dat niet door zelfverlossing de mens behouden zal worden, maar dat hij verlost moet worden. En dat dit de centrale en albeheersende plaats en betekenis is van de Christus Gods. Van die Jezus, Die in Bethlehem ge-
boren is, op het kruis voor de zonde stierf, opgestaan is uit de doden op de Paasmorgen, en wederkomen zal als de voleinding der wereld daar zal zijn. Christus, het Begin, Midden en Einde,
Die heel de wereldgeschiedenis beheerst.
De wereld met al haar vragen, raadselen, botsingen, spanningen en wat dies meer zij, wordt beheerst door één grote, alles vervullende zaak: er is een Christus. Niet zélfverlossing, maar verlost worden, dat is de grote wereldspanning. En alzo is na de val de Christus het middelpunt. Het geheim van alle Wereldraadsel ligt in Hem. Van tweeën één, er is niet zulk een Christus, Die nu nog in de hemelen troont, en dan breekt mijn hoofd en hart in de wereldsmart; of Hij is er wél; maar dan gaat alles om Hem (let wel: om Zijnentwil) naar een einde, welke is de voleinding; En dat wel als begin van een nieuwe hemel en aarde.
De Heilige Schrift leert ons, dat alles uitloopt op voleinding, maar dan niet alsof het ganse heelal in het niet verdwijnen zal, zodat een natuurfilosoof uitriep: en waartoe? Neen, het is een voleinding tot een nieuwe inzet. In het einde zal gezien worden als een teken aan de hemel, niet een kunstmaan, maar het teken van de Zoon des mensen.
Het teken van de Zoon des mensen. Dat wil zeggen: Zijn wederkomst is als een boodschap, een laatste en hoogste en heerlijkste Godsopenbaring in de heilsgeschiedenis.
Maar dan niet alzo, alsof met de ondergang der wereld tenslotte Christus ook verschijnen zal; maar juist andersom. Als de Christus wederkomt, gaat deze wereld ten onder. Zijn wederkomst wordt niet bepaald door de ondergang dezer wereld; maar de ondergang wordt bepaald door Zijn wederkomst.
Deze Christus toch leert de Heilige Schrift ons kennen hoofdzakelijk in drieërleiopzicht, wilt ge, gestalte. Eerst als de middeloorzaak, der schepping; alle dingen zijn door Hem, als de Logos, het eeuwige Woord, gemaakt. Daarom ook heet deze wereld het Zijne. ,,Hij is gekomen tot het Zijne”; het was Hem geen vreemde wereld. Zij was door Hem als middeloorzaak te voorschijn getreden. Als er geen openbaring was van leven in God naar binnen, dan kon er ook geen leven zijn naar buiten,
uit God. ,,In den beginne was het Woord, en door Hetzelve zijn alle dingen gemaakt”.
Voorts is Hij de Middelaar der verzoening, door Wiens vleeswording, kruisdood en opstanding wij met God verzoend kunnen worden. En zo nu ook is Hij, ten derde, de Middelaar der herschepping aller dingen; een volkomen en volheerlijke vereniging tussen hemel en aarde, tussen God en wereld, tot een volledige hereniging aller dingen in God, opdat Deze alles zij in allen.
Zoals de apostel zegt: ,,om in de bedeling van de volheid der tijden wederom alles tot één te vergaderen, onder het eeuwig geloofde Hoofd Christus”.
Hier opent zich dus nog een heel wat wijder perspectief, dan alleen, dat Christus ten hemelfestijn gaat met Zijn volk; neen, daarenboven zal Christus, als de kosmische Christus, heel Gods rijke schepping ter glorie in God brengen; zij het dan met de bruidskerk als het middelpunt.
Waarom is de Christus er?
Wel, God had de mens geschapen naar Zijn beeld. God stelde de mens als het orgaan dezer schepping, om Gods lof te bezingen. Daarom moest er, nu die mens gevallen was, een nieuwe
mens geboren worden. Dit is de Christus van Bethlehem. Maar deze nieuwe mens, als het orgaan der schepping, moest dan ook de vloek, die op die schepping lag, wegdragen; dit is de Christus van Golgotha. En deze Wereldverlosser moest dan ook over alle macht in hemel en op aarde kunnen beschikken, om zulk een orgaan tot Gods lof te zijn; daartoe moest Hij een plaats innemen aan de rechterhand Gods: de hemelvaart. Zijn wederkomst ten oordeel is het einddoel van Zijn hemelvaart. Hij komt nu heel de kosmos opeisen, opdat aan God Drieënig de glorie van al Zijn werken zou toegebracht worden door deze Christus, als kosmische Christus, als orgaan van heel Gods schepping.
Het geloof in de Christus Gods houdt meer in dan alleen, dat wij door Hem de zaligheid beërven zullen. Het gaat in dat alles om een, neen om het belang Gods. En Wat is dat? Wel, dat God een wereldorgaan zal hebben, om de Bouwheer voor Zijn kunstwerk te groeten. Een centrale, ideale mens, de mens Gods, als orgaan der schepping, zo op natuurlijk als op geestelijk gebied!
Welnu, dat heet de Zoon des mensen, de volle, ideale mens.
En daarom luidt het: ,,de Zoon des mensen” zal verschijnen.
Het teken van de Zoon des mensen zal gezien worden. Een teken is een gebeurtenis, welke begeleidt, of inhoudt een boodschap Gods. Welnu, Zijn wederkomst zal de laatste, de eind-boodschap des heils aan deze wereld zijn. Dat is: in Hem is de paradijsbedoeling bereikt.
Al de rijke potenties in Gods schepping zullen tot heerlijkheid in God uitkomen. Al wat de cultuur mocht uitvinden en tot stand brengen, kan alleen als het er al in ligt. Al die technische vondsten ook, ze zouden niet gevonden worden, als ze in Gods schepping al niet inlagen. Merk er toch op, wat de mens ,,uitvindt”, was er door God al ingelegd. En nu komt Christus straks weder om deze ganse wereld- en cultuurerfenis, Gode de Vader tot heerlijkheid, in bezit te nemen.
Dus denk het goed in. Niet: de wereld vergaat, en Christus komt weder ten oordeel; maar Hij komt weder, en nu verdwijnt in Zijn heerlijkheid al het lelijks en vuil der zonde in de wereldbrand, omdat nu de nieuwe aarde, het heelal van God in Christus, te voorschijn trede. Die Christus zal dan ook wel zeer zeker als Rechter ten oordeel komen; maar dat is omdat Hij op gans gerechtigde wijze Zijn erfdeel in bezit zal nemen.
Dat zal nog wat anders zijn dan zo’n kunstmaan der techniek, als namelijk het teken van de Zoon des mensen zal gezien worden. Wat een heel het heelal doorbliksemende gebeurtenis! De Heere zegt er van in Zijn Woord: ,,Want gelijk de bliksem uitgaat van het oosten en schijnt tot het westen, alzo zal ook de toekomst van de Zoon des mensen wezen”.
De kunstmaan loopt snel, maar deze verschijning van de Zoon des mensen zal nog wat anders wezen; in één seconde heel het heelal doorstralend; in een punt des tijds wordt dan alles veranderd, en alle geslachten der aarde zullen wenen. Zo hartbrekend, allen en alles ontwapenend, ontstellend, alle hoogmoedigheid en uebermenschelijkheid verbrijzelend, zal de aanblik van deze heerlijke Zoon des mensen zijn.
Schenk er uw volle aandacht aan. Hij wordt karakteristiek genoemd de Zoon des mensen. Als Zodanig verschijnt Hij op de troon des heelals. De Zoon des mensen, versta er onder alle volheid en volmaaktheid van wat het begrip ,,mens” inhoudt; de voltooide, ten volle ontplooide mens; de mens, waarin al de volheid der Godheid woont, lichamelijk; de vleesgewordene, mensgewordene Zoon Gods, nu als de verheerlijkte mens het Hoofd der nieuwe Schepping, welke er om de mens is, en aan de mens, als ,,de” mens, behoort.
Vestig nu nog eenmaal uw aandacht op de verklaring van Psalm 8 in Hebreën 2. In Psalm 8 zegt de dichter, dat aan de mens alles onder zijn voeten is gesteld. Maar, zegt Hebreën 2, nu zien we dat nog niet. Maar we zien Jezus met eer en heerlijkheid gekroond. Hij is die volle, ideale Mens, waar Psalm 8
op doelt. De verheerlijkte Christus, de volle, ontplooide, ideale Mens. Niet de gevallen, niet de ongevallen mens, maar de verheerlijkte, ten volle ontplooide Mens, de Zoon des mensen, dat is, de tot zijn hoogste mogelijkheden opgevoerde en verheerlijkte mens. Dát is de Christus in Zijn wederkomst. In Hem zien we dan Psalm 8 vervuld.
Zijn wederkomst houdt dus in, dat deze Jezus, als de Zoon des mensen, Zijn Koninkrijk en erfdeel komt in bezit nemen.
Jezus komt als Zijn tijd daarvoor in de hemel rijp zal zijn. Hij ontving het boek met de zeven zegelen, om dat te openen. Heel de wereldgeschiedenis legde God in Zijn handen. Als Hij nu het program Gods naar dat boek heeft afgewerkt, is het Zijn tijd om te verschijnen; om als de centrale mens Gods Zijn plaats in de nieuwe schepping in te nemen.
Al deze dingen nu, zo predikt ons de apostel Petrus in zijn zendbrief, worden ons voorgehouden, opdat we overeenkomstig deze toekomstverwachting zullen leven.
Hoedanigen behoort gijlieden — als burgers van deze nieuwe aarde — dan niet te zijn in heilige wandel en godzaligheid. Verwachten we Hem dan met de Hossanna’s des geloofs, der hoop
en der liefde.
,,O Heere, onze Heere, hoe heerlijk is Uw Naam op de ganse aarde! Gij, Die Uw majesteit gesteld hebt boven de hemelen”, Psalm 8 : 2.
,,Looft Hem, al Zijn engelen! Looft Hem, al Zijn heirscharen!
Looft Hem, zon en maan. Looft Hem, al gij lichtende sterren!
Looft Hem, gij hemelen der hemelen!” Psalm 148 : 2-4.
Bovenstaande regelen zijn de zakelijke inhoud van de rede, uitgesproken 7 november 1957 in de Koninginnekerk te Rotterdam. We willen er nog een vermanend en vertroostend Woord aan toevoegen.
Bij de Heilige Doop wordt gebeden, dat toch dit kindeke ten laatsten dage zonder verschrikken voor Christus’ troon moge verschijnen.
Hoe zal dit kunnen? Ook gij en ik, waarde lezer, zullen moeten verschijnen. En als nu de rechtvaardige nauwelijks zalig wordt, waar zal dan de goddeloze en zondaar verschijnen? En als zondaar zijn we geboren. Wat nu?
Er is maar één weg van ontkoming. En dat is, dat we nu, heden, vandaag nog, in het gericht verschijnen. Dit is: dat we ons eerlijk en onverbloemd aanmelden, met de koorden om de hals, bij
de grote heilige God, om het uit te roepen: Heere, ik ben Uw gramschap dubbel waardig; maar nu hebt Gij, God van alle genade, toch gezegd: Ik heb geen lust in de dood des zondaars.
Wees dan ook mij genadig, om den wille van Jezus’ verzoenend bloed des kruises. En gewis, dan zal God u over dat kruis heen, de hand der verzoening reiken. En er zal vrede neerdalen in uw hart. Geloof dan in Hem, Die te komen staat. Hij is het ook waardig.
Geloven, dat is: Christus zé uit Zijn Woord leren kennen, dat ge op Hem vertrouwt en uit Hem leeft.
En wie dat mag doen, hij worde niet versaagd. Al die tekenen der tijden zijn niet alleen, zelfs niet in de eerste plaats, boden des gerichts, maar tekenen, die er op wijzen, dat Christus andermaal staat geopenbaard te worden. Nu niet als een teken bij Zijn eerste komst in Bethlehem, maar als teken bij Zijn wederkomst in heerlijkheid, zonder zonde; deze zal dan volledig worden uitgeroeid, opdat gij met uw verheerlijkt Hoofd, eeuwig volmaakt God Drieënig zult dienen als priesters in de heerlijke volmaakte tempel Zijner herschepping aller dingen.
En roepen we met Da Costa uit;
Breng aan die Koning op uw knieën,
O, koningen, uw heerlijkheid.
Zij aan Zijn voetbank, 0, genieën,
Uw schatting nederig neergeleid.
Gij wetenschappen en gij kunsten,
Gij gaven, krachten, machten, gunsten,
Door de adem Gods in ons verwekt,
Weg met de dienst der heiligschennis,
Gij hoort de Goël toe, Wiens kennis
Eerlang het aardrijk overdekt.
Maranatha! Jezus komt! Amen.